In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de toekenning van een proceskostenvergoeding in het kader van een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de sanctie had opgelegd en daarbij een proceskostenvergoeding van € 300,38 had toegekend voor 21 samenhangende zaken. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 januari 2022, waarbij de gemachtigde niet is verschenen, maar de officier van justitie wel vertegenwoordigd was.
De kern van het geschil betreft de vraag of de officier van justitie terecht een proceskostenvergoeding heeft toegekend en of er sprake is van samenhang tussen de verschillende zaken. De gemachtigde betoogde dat de officier van justitie onvoldoende had gemotiveerd dat er sprake was van samenhangende zaken en dat de toegepaste wegingsfactor ‘zeer licht’ (0,25) onterecht was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie terecht een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting, maar dat de wegingsfactor ‘zeer licht’ niet correct was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de juiste wegingsfactor ‘licht’ (0,5) had moeten zijn.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de beslissing van de officier van justitie moet worden vernietigd voor zover deze een proceskostenvergoeding van € 300,38 toekende. In plaats daarvan heeft de kantonrechter een bedrag van € 400,50 aan proceskostenvergoeding vastgesteld, rekening houdend met de samenhang tussen de zaken. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de officier van justitie bij het vaststellen van samenhangende zaken en de bijbehorende proceskostenvergoeding.