ECLI:NL:RBDHA:2022:3774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
MB VERZ 21-1827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenvergoeding in verkeersboetezaken met betrekking tot samenhangende zaken

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een proceskostenvergoeding die door de officier van justitie is toegekend in het kader van een verkeersboete. De gemachtigde van de betrokkene heeft administratief beroep ingesteld tegen de opgelegde boete, waarna de officier van justitie de boete heeft vernietigd en de proceskosten heeft toegewezen. De hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding, € 600,75, is echter ter discussie gesteld door de gemachtigde, die van mening is dat de officier van justitie niet voldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van samenhangende zaken. De kantonrechter heeft de zaak op 6 april 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde en de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie ten onrechte heeft aangenomen dat er sprake was van samenhang tussen de voorliggende zaak en 16 andere zaken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de beroepsgronden in de verschillende zaken sterk van elkaar verschillen, waardoor de voorliggende zaak niet logisch past in het totaalplaatje van alle zaken. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de officier van justitie niet hoeft te motiveren waarom hij samenhangende zaken aanneemt, maar dat de verschillen in de beroepsgronden in deze specifieke zaak voldoende zijn om de samenhang te betwisten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd voor zover deze een proceskostenvergoeding van € 600,75 voor 17 zaken toekende. De kantonrechter heeft de proceskosten voor de voorliggende zaak vastgesteld op € 532,25, waarbij rekening is gehouden met de werkzaamheden van de gemachtigde en de fase van administratief beroep. De uitspraak is gedaan door kantonrechter Waasdorp, bijgestaan door griffier Carsten, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 9515072 \ MB VERZ 21-1827
Uitspraakdatum : 20 april 2022
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
[adres]
hierna: betrokkene
gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. De gemachtigde heeft namens betrokkene daartegen administratief beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de verkeersboete vernietigd en het verzoek van de gemachtigde tot vergoeding van de proceskosten toegewezen. Tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting was op 6 april 2022. Namens gemachtigde is P.C. van der Aarsen verschenen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie (hierna: vertegenwoordiger) was er ook.

Overwegingen

Het geschil
In deze zaak is uitsluitend in geschil of de officier van justitie bij de beslissing van 4 maart 2021 terecht een proceskostenvergoeding ter hoogte van € 600,75 heeft toegekend. Volgens de officier van justitie is sprake van samenhang tussen deze zaak en 16 andere zaak, zodat bij de berekening van de hoogte van de proceskostenvergoeding een factor 1,5 is toegepast. Het genoemde bedrag is dus het totaal voor 17 zaken.
Standpunten van partijen
Volgens de gemachtigde heeft de officier van justitie niet toereikend gemotiveerd dat sprake is van samenhangende zaken. Verder meent de gemachtigde dat er onvoldoende samenhang bestaat. Hij wijst er onder meer op dat de zaken inhoudelijk (sterk) afwijkende verweren kennen en dat de toelichting van de betrokkenen (sterk) afwijkend is. Daarnaast stelt de gemachtigde dat de officier van justitie ten onrechte een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting.
Ter zitting is namens de gemachtigde naar voren gebracht dat tussen Verkeersboete.nl en de CVOM juist is afgesproken om te volstaan met standaardverweren voor een efficiënte behandeling en afdoening van de zaken. In deze zaak is een reële extra inspanning geleverd.
De vertegenwoordiger heeft betoogd dat terecht samenhang is aangenomen. Er zijn standaardmatige beroepsgronden aangevoerd. Van een reële extra inspanning kan niet worden gesproken.
Beoordeling
Op deze zaak is het Bpb van toepassing.
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie terecht een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting in de fase van administratief beroep. Hiervoor verwijst de kantonrechter naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 januari 2022. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
De kantonrechter heeft eerder al geoordeeld dat identieke feitcodes en beroepsgronden geen vereisten zijn voor het aannemen van samenhang. Beslissend is of de werkzaamheden van de gemachtigde nagenoeg identiek konden zijn. Dat is het geval als de behandeling van meer dan één zaak – vergeleken met de behandeling van één zaak – geen reële extra inspanning van de gemachtigde vergde. [2] Anders dan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (arrest van 19 januari 2022), is de kantonrechter van oordeel dat het bij ‘samenhangende zaken’ in de zin van het Bpb niet gaat om de vraag of in een zaak aangevoerde niet-identieke verweren relevant zijn. Ook is niet beslissend of sprake is van algemene standaardverweren. Uit het begrip ‘samenhangende zaken’ volgt logischerwijs dat de zaken met elkaar moeten worden vergeleken en dat moet worden gekeken naar onderlinge overeenkomsten en verschillen. In een geval als dit, waarin slechts één van de als samenhangend aangemerkte zaken ter beoordeling voorligt, moet een vergelijking worden gemaakt tussen enerzijds die ene zaak en anderzijds de overige zaken. Pas als de voorliggende zaak logisch past in het totaalplaatje van alle zaken, kan geconcludeerd worden dat de behandeling van meer dan één zaak – vergeleken met de behandeling van één zaak – geen reële extra inspanning van de gemachtigde vergde. Verder is het voor de kantonrechter niet duidelijk waarom het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 19 januari 2022 overweegt dat de officier van justitie had moeten toelichten waarom sprake was van samenhangende zaken, terwijl datzelfde Gerechtshof op 1 april 2021 [3] en 24 november 2021 [4] nog had geoordeeld dat een dergelijke toelichting niet is vereist.
Al met al zal de kantonrechter het hierboven genoemde arrest van 19 januari 2022 niet volgen. De kantonrechter blijft erbij dat de officier van justitie niet hoeft te motiveren waarom volgens hem sprake is van samenhangende zaken. De beroepsgrond hierover slaagt niet.
De gemachtigde heeft gemotiveerd aangegeven waarom er volgens hem geen sprake is van samenhangende zaken. Een dag voor de zitting heeft de vertegenwoordiger alle administratief beroepschriften en hoorverslagen overgelegd. De kantonrechter heeft deze bekeken en met partijen besproken. Alle administratief beroepschriften zijn opgebouwd uit algemeen geformuleerde beroepsgronden. Ook tijdens de hoorzittingen zijn algemene beroepsgronden aangevoerd. Dit gegeven maakt echter op zichzelf niet dat sprake is van samenhangende zaken. In de nu voorliggende zaak heeft de gemachtigde de volgende beroepsgronden aangevoerd: ‘onvoldoende individualiseerbaar’, ‘datum schouw’ , ‘controle bebording’ en ‘aanvullend proces-verbaal overzichtsarrest’. In de overige – door de officier van justitie als met elkaar samenhangend aangemerkte – zaken zijn echter (ook) veel andere beroepsgronden aangevoerd (‘geen staandehouding’, ‘mandaatconstructie’, ‘certificaat’, ‘openbare orde’, ‘geen telefoon’, ‘verdedigingsbeginsel’ en ‘meetgebied’). De verschillen zijn zodanig dat de nu voorliggende zaak niet logisch past in het totaalplaatje van alle zaken. De officier van justitie heeft die zaak dan ook ten onrechte aangemerkt als samenhangend met 16 andere zaken. De beroepsgrond slaagt.
Conclusies
Het beroep is gegrond. De beslissing van 4 maart 2021 moet worden vernietigd voor zover daarbij een proceskostenvergoeding van € 600,75 is toegekend voor 17 zaken.
De kantonrechter stelt de proceskosten in deze ene zaak als volgt vast. Voor de fase van administratief beroep wordt een bedrag van € 405,75 toegekend (1 punt voor het indienen van het administratief beroepschrift en een halve punt voor de telefonische hoorzitting met een waarde van € 541,- per punt x wegingsfactor 0,5). Voor de fase van beroep stelt de kantonrechter de proceskosten in deze ene zaak vast op € 126,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde van € 759,- per punt x wegingsfactor 0,25 [5] x 1 wegens samenhang tussen deze zaak en twee andere zaken [6] ÷ 3). Het totaalbedrag is dan € 532,25 voor deze ene zaak.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie van 4 maart 2021 voor zover daarbij een proceskostenvergoeding van € 600,75 is toegekend voor 17 zaken;
  • veroordeelt de officier van justitie in deze ene zaak tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 532,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Voetnoten

1.ECLI: NL:GHARL:2022:280.
5.Het gaat in beroep immers alleen om de proceskostenvergoeding. Zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1786.
6.De kantonrechter heeft op dezelfde zitting drie zaken over proceskosten en het begrip ‘samenhangende zaken’ behandeld (9515014 \ MB VERZ 21-1820; 9515023 \ MB VERZ 21-1822; 9515072 \ MB VERZ 21-1827). De werkzaamheden van de gemachtigde konden nagenoeg identiek zijn. Daarom wordt in elke zaak 1/3e van de vergoeding voor de fase van beroep toegekend.