In deze zaak heeft de werknemer een verzoek ingediend om het door de werkgever gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en om een billijke vergoeding toe te kennen. De werkgever heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat het niet onverwijld was gegeven. Hierdoor werd het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag toegewezen. De arbeidsovereenkomst werd echter ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 9 BW. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, wat leidde tot de toekenning van een billijke vergoeding aan de werknemer. Daarnaast heeft de werknemer recht op een transitievergoeding. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de proceskosten. De beslissing werd genomen op 10 maart 2022, waarbij de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 april 2022 ontbond.