ECLI:NL:RBDHA:2022:44
Rechtbank Den Haag
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, die in Nederland verblijft zonder rechtmatig verblijf, heeft op 8 november 2021 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering meer is, omdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening heeft getroffen die zijn uitzetting verbiedt totdat er op zijn hoger beroep is beslist. De rechtbank oordeelt echter dat deze voorlopige voorziening een tijdelijke belemmering vormt en niet afdoet aan de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank concludeert dat er nog steeds zicht is op uitzetting, aangezien er geen aanknopingspunten zijn dat er niet binnen afzienbare tijd op het hoger beroep zal worden beslist. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een belangenafweging tussen de staatssecretaris en de belangen van de eiser, waarbij de staatssecretaris's belangen zwaarder wegen.