ECLI:NL:RBDHA:2022:4792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
NL22.1282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het besluit inzake internationale bescherming en proceskostenveroordeling in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, in beroep was gekomen tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn verzoek om internationale bescherming niet in behandeling te nemen. De rechtbank had eerder prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar na intrekking van het besluit door verweerder, heeft de rechtbank besloten dat er geen inhoudelijke beoordeling meer nodig was. De uitspraak betreft enkel de proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder is ingetrokken, waardoor eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 4.554,-, gebaseerd op vier punten met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 1,5.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het onbegrijpelijk is dat verweerder volstaat met het aanbieden van slechts één punt voor de proceskostenveroordeling, gezien de complexiteit van de zaak en het feit dat verweerder ter zitting aanwezig was. De rechtbank heeft ook gewezen op de zorgvuldigheid die van verweerder verwacht mag worden in asielprocedures, vooral gezien de beperkte capaciteit van de rechtbank en de toenemende druk op de rechtsgang. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1282

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2022 heeft verweerder het verzoek om internationale bescherming van eiser niet in behandeling genomen omdat verweerder Kroatië hiervoor verantwoordelijk acht.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De behandeling van het beroep en de gevraagde voorziening heeft op 22 februari 2022 door de enkelvoudige kamer van de rechtbank plaatsgevonden. Beide partijen zijn ter zitting verschenen. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter zitting met partijen besproken aanleiding te zien om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen en de behandeling van het beroep aan te houden om de beantwoording van de door de rechtbank, deze zittingsplaats, op 4 oktober 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:10735) gestelde prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) in de zaak C-614/21 af te wachten.
De voorzieningenrechter heeft op 2 maart 2022 de gevraagde voorziening toegewezen en bepaald dat overdracht van eiser aan Kroatië verboden is zolang niet op het beroep is beslist.
De rechtbank, deze zittingsplaats, heeft op 2 maart 2022 het verzoek om beantwoording van de prejudiciële vragen in de zaak C-614/21 ingetrokken omdat in dat hoofdgeding op 15 februari 2022 het besluit waartegen werd opgekomen en op 28 februari 2022 het beroep tegen dit besluit zijn ingetrokken.
Op 18 maart 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het beroep in de onderhavige procedure verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank in verband met het stellen van prejudiciële vragen.
Bij uitspraak van 18 maart 2022 heeft de rechtbank prejudiciële vragen aan het Hof gesteld (ECLI:NL:RBDHA:2022:2305).
Bij bericht van 19 mei 2022 heeft verweerder aangegeven het bestreden besluit in te trekken. Aan eiser is een proceskostenveroordeling ter grootte van € 759,- aangeboden. Tevens heeft verweerder aangeboden het door eiser betaalde griffierecht te voldoen.
De rechtbank heeft het Hof op 19 mei 2022 medegedeeld het verzoek om beantwoording van de prejudiciële vragen in te trekken omdat beantwoording van de vragen niet langer noodzakelijk is om (eind-)uitspraak te kunnen doen in de onderhavige procedure.
De rechtbank heeft partijen op 19 mei 2022 bericht dat de zaak wordt terugverwezen naar de enkelvoudige kamer om uitspraak te doen over de proceskosten. Aansluitend heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het besluit is ingetrokken zodat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Deze uitspraak heeft dan ook enkel betrekking op de proceskosten. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak over de proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3. Verweerder heeft medegedeeld opnieuw op de aanvraag van eiser te zullen beslissen en heeft hierbij aangegeven dat wordt gestreefd om dit zo snel mogelijk te doen. De rechtbank gaat er van uit dat dit betekent dat de asielaanvraag van eiser in de nationale procedure zal worden behandeld. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser omdat inzet van geding is geweest de overdracht aan Kroatië te laten verbieden.
4. De rechtbank zal overgaan tot het uitspreken van een proceskostenvergoeding en overweegt hiertoe als volgt.
5. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verweerder volstaat met het aanbieden van 1 punt proceskostenveroordeling. Verweerder is verschenen ter zitting en heeft dus, daargelaten dat dit ook uit het dossier blijkt en is weergegeven in de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening en is weergegeven in de tussenuitspraak, zelf waargenomen dat (de waarnemer van de voormalige) de gemachtigde van eiser zijn cliënt op 22 februari 2022 ter zitting heeft bijgestaan. Voorts is het niet de eerste keer dat verweerder in een asielprocedure aanbiedt om betaald griffierecht te voldoen terwijl er geen misverstand over kan bestaan dat dit niet is verschuldigd en dit dus ook niet is betaald.
6. De rechtbank is bekend met de beperkte menskracht bij verweerder, maar overweegt dat dit geen kwestie kan zijn van “tijdgebrek” maar enkel van het -gebrek aan- betrachten van zorgvuldigheid ten aanzien van de wederpartij en ten aanzien van de rechtbank. De rechtbank wijst verweerder er op dat een dergelijke wijze van procederen steeds vaker aan de orde is en steeds vaker beslag legt op de capaciteit van de rechtbank die eveneens beperkt is. Ter illustratie hiervan wijst de rechtbank op de uitspraken van 9 februari 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:899) en van 15 maart 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:2149)
7. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de bijlagen A1 en A3 zal de rechtbank 1 punt toekennen voor het instellen van beroep, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 2 punten voor het inbrengen van schriftelijke opmerkingen bij het Hof ten behoeve van de behandeling van de prejudiciële vragen van de rechtbank. De rechtbank overweegt hierbij dat de gemachtigde geen schriftelijke opmerkingen heeft overgelegd, maar de rechtbank er van uitgaat dat, gelet op het tijdsverloop sinds de verwijzing, deze opmerkingen reeds bij het Hof zijn ingediend. Het Hof heeft op 2 mei 2022 het verzoek van de rechtbank om de vragen in een versnelde procedure te behandelen afgewezen, maar hierbij tevens aangegeven dat het verzoek reeds aan partijen en andere belanghebbenden is betekend om schriftelijke opmerkingen te kunnen indienen.
8. De rechtbank beoordeelt in het kader van de proceskostenveroordeling, gelet op de omstandigheid dat er een verwijzing naar het Hof van Justitie heeft plaatsgevonden en hieruit dus reeds volgt dat sprake is van complexe rechtsvragen, het gewicht van de onderhavige zaak conform bijlage C1 van Besluit proceskosten bestuursrecht als zwaar, zodat aan elk te benoemen punt een wegingsfactor van 1,5 toekomt. De rechtbank neemt hierbij in ogenschouw dat, anders dan wanneer enkel in een nationaalrechtelijke procedure wordt opgekomen tegen besluitvorming, het optreden in een procedure die tot prejudiciële vragen leidt een andere en meer complexe voorbereiding vergt waarbij nagenoeg geen steun voor standpunten kan worden gevonden in reeds bestaande jurisprudentie en onder meer dus ook andere bronnen moeten worden betrokken bij het vertegenwoordigen van de vreemdeling. De rechtbank verwijst hierbij naar de einduitspraken in de zaken TQ (ECLI:NL:RBDHA:2021:2376), LH (ECLI:NL:RBDHA:2021:6993) en de eerder genoemde uitspraak van 15 maart 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:2149).
9. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard omdat het besluit is ingetrokken en het bij het beroep behorende verzoek om een proceskostenveroordeling wordt toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 4.554,- (4 punten met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 4.554,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.P. Giezenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 19 mei 2022
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.