2.1Eiser heeft dus belang bij de beoordeling van zijn beroep, omdat zijn asielaanvraag mede dient te worden aangemerkt als een verzoek om opheffing van zijn ongewenstverklaring. Verweerder heeft eisers asielaanvraag ten onrechte niet als zodanig opgevat. Het bestreden besluit is alleen daarom al onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
Waarom heeft verweerder eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard?
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van protocol nr. 24 inzake Asiel voor Onderdanen van Lidstaten van de Europese Unie van het VWEU. Hierin staat:
“Het niveau van bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden in de lidstaten van de Europese Unie in aanmerking nemend, beschouwen de lidstaten elkaar als veilige landen van oorsprong voor alle juridische en praktische doeleinden in verband met asielzaken. Dienovereenkomstig kan een asielaanvraag van een onderdaan van een lidstaat door een andere lidstaat uitsluitend in aanmerking worden genomen of ontvankelijk worden verklaard in de volgende gevallen:
a.
a) indien de lidstaat waarvan de aanvrager onderdaan is na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam maatregelen neemt met gebruikmaking van de bepalingen van artikel 15 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarbij op zijn grondgebied wordt afgeweken van zijn verplichtingen uit hoofde van dat Verdrag;
b) indien de in artikel 7, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde procedure op gang is gebracht en totdat de Raad, of in voorkomend geval de Europese Raad hieromtrent een besluit heeft genomen ten aanzien van de lidstaat waarvan de aanvrager onderdaan is;
c) indien de Raad overeenkomstig artikel 7, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie een besluit heeft vastgesteld ten aanzien van de lidstaat waarvan de aanvrager onderdaan is of indien de Europese Raad overeenkomstig artikel 7, lid 2, van dat Verdrag een besluit heeft vastgesteld ten aanzien van de lidstaat waarvan de aanvrager onderdaan is;
d) indien een lidstaat hiertoe eenzijdig besluit in verband met de aanvraag van een onderdaan van een andere lidstaat; in dat geval wordt de Raad onverwijld op de hoogte gesteld; de aanvraag wordt behandeld op basis van het vermoeden dat zij duidelijk ongegrond is zonder op enigerlei wijze, in welk geval dan ook, van invloed te zijn op de beslissingsbevoegdheid van de lidstaat.”
4. Verweerder stelt zich in het voornemen op het standpunt dat geen van deze situaties tot een inhoudelijke behandeling van eisers asielaanvraag noopt. Weliswaar is de onder b) bedoelde procedure (artikel 7-procedure) op gang gebracht en is hierover nog geen besluit genomen, maar het relaas van eiser over zijn seksuele gerichtheid, de geloofwaardigheid ervan daargelaten, geeft geen aanleiding te veronderstellen dat deze artikel 7-procedure een indicatie vormt die een inhoudelijke beoordeling dan wel nader onderzoek van het asielrelaas rechtvaardigt. De artikel 7-procedure is door de Europese Commissie op gang gebracht vanwege zorgen over het ontbreken van een onafhankelijke en legitieme constitutionele toetsing en over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Dat de artikel 7-procedure is ingegeven door zorgen over ontwikkelingen die de rechterlijke onafhankelijkheid kunnen schaden, betekent niet dat in Polen geen sprake is van een eerlijke rechtsgang en dat burgers, bij voorkomende problemen, zich niet ter bescherming kunnen wenden tot de overheid. Eiser heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat hij persoonlijk geraakt wordt door de ontwikkelingen rondom de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen. Daarom wordt eisers relaas volgens verweerder niet geraakt door de grondslag van de artikel 7-procedure en bestaat geen aanleiding om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat de door eiser geschetste ontwikkelingen vooralsnog geen verandering hebben gebracht in de status van Polen. Bovendien raken de punten in de zienswijze de artikel 7-procedure niet. Immers, niet is gebleken dat eiser voor een rechtbank moet verschijnen of dat er een strafzaak tegen hem loopt.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder toegelicht dat alleen omstandigheden die direct raken aan de artikel 7-procedure ertoe kunnen leiden dat sub b) van Protocol
nr. 24 van toepassing is. Wat eiser aanvoert, de problemen die hij verwacht bij terugkeer vanwege zijn geaardheid, heeft geen raakvlakken met de punten ten aanzien waarvan de Europese Commissie een artikel 7-procedure is gestart tegen Polen. De Europese Commissie is immers een procedure gestart tegen Polen vanwege ernstige bezorgdheid over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht maar niet vanwege zorgen over rechten van LHBTI-ers. Verweerder ziet dit standpunt bevestigd in een uitspraak van de Afdeling van
30 januari 2019waaruit volgt dat de artikel 7-procedure inzake Polen ziet op de ontwikkelingen die de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen kunnen schaden en niet op de mogelijkheid voor burgers om zich ter bescherming tot de Poolse autoriteiten te wenden. De rapporten en artikelen waarop eiser heeft gewezen zijn voor de Europese Commissie geen aanleiding geweest om de artikel 7-procedure uit te breiden en doen daarom niet af aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk geraakt wordt door de recente ontwikkelingen ten aanzien van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De artikel 7-procedure leidt naar het oordeel van verweerder dan ook niet tot een verplichting voor verweerder om de asielaanvraag van eiser inhoudelijk in behandeling te nemen.
5. Eiser betoogt in de eerste plaats dat sprake is van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek, omdat verweerder in het bestreden besluit aan een aanzienlijk aantal punten in de zienswijze is voorbijgegaan. Eiser heeft een zienswijze van acht pagina’s ingediend, waarop verweerder in het bestreden besluit met vier zinnen inhoudelijk heeft gereageerd.
Bovendien is deze inhoudelijke reactie onvoldoende gemotiveerd en onjuist.
Verder voert eiser aan dat hij in Polen slachtoffer is geworden van geweld vanwege zijn biseksualiteit. Eiser betwist dat in Polen sprake is van een eerlijke rechtsgang en dat hij zich bij voorkomende problemen ter bescherming tot de Poolse overheid kan wenden. De Poolse overheid spreekt zich sterk uit tegen de LHBTI-gemeenschap. Eiser betoogt dat in Polen sprake is van toenemende haat en toenemend geweld richting personen die behoren tot de LHBTI-gemeenschap. Deze haat is ook doorgestroomd naar de rechtspraak. De LHBTI-gemeenschap kan geen steun vinden bij de rechterlijke macht, omdat geen sprake is van onafhankelijke rechtspraak. De artikel 7-procedure raakt eiser dus ook, zo betoogt hij.
Eiser verwijst naar diverse stukken en uitspraken om te onderbouwen dat - gelet op zijn (onbestreden) seksuele geaardheid - in zijn situatie ten aanzien van Polen niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verweerder had zijn asielaanvraag dan ook inhoudelijk moeten behandelen.
Wat vindt de rechtbank?
6. De rechtbank vindt dat eiser gelijk heeft voor zover hij betoogt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.
De enkele stelling in het bestreden besluit dat niet is gebleken dat eiser voor een rechtbank moet verschijnen of dat er een strafzaak tegen hem loopt, doet geen recht aan wat eiser in zijn zienswijze heeft aangevoerd en geeft blijk van een te beperkte beoordeling.