ECLI:NL:RBDHA:2022:4888
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en herziening van bijstandsuitkering op basis van schending inlichtingenplicht onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Westland. Eiseres ontving sinds 17 januari 2014 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). Op 20 april 2018 heeft verweerder de uitkering van eiseres beëindigd per 30 januari 2019 en een herziening doorgevoerd over de periode van 5 juni 2015 tot 1 februari 2018, waarbij een bedrag van € 23.096,17 werd teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de beëindiging van haar uitkering, waardoor het geschil zich enkel richtte op de herziening en terugvordering. De rechtbank oordeelde dat het aan verweerder was om aan te tonen dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden. Eiseres had inkomsten uit persoonsgebonden budget (pgb) en alimentatie ontvangen, maar deze niet tijdig gemeld. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat zij aan haar inlichtingenplicht had voldaan.
De rechtbank oordeelde dat de terugvordering terecht was en dat verweerder gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de vordering te bruteren. Eiseres' beroep op de zes-maandenjurisprudentie werd afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen.