ECLI:NL:RBDHA:2022:5358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
C/09/613554 / HA ZA 21-543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en eigendom in samenlevingsovereenkomst tussen ex-partners met kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2022, stond de vraag centraal of de vrouw aanspraak kon maken op mede-eigendom van de woning die door de man was gekocht, op basis van een samenlevingsovereenkomst. De partijen, een vrouw en een man die een affectieve relatie hadden en samenwoonden, hadden een notarieel samenlevingscontract opgesteld. De vrouw vorderde een verklaring voor recht dat zij recht had op de helft van de overwaarde van de woning en verzocht om verdeling van de woning. De rechtbank oordeelde dat de tekst van de samenlevingsovereenkomst duidelijk was en dat deze bepaalde dat alleen de man eigenaar was van de woning. De rechtbank overwoog dat er geen aanwijzingen waren dat de vrouw op basis van redelijkheid en billijkheid mede-eigenaar was geworden of dat zij hierop gerechtvaardigd mocht vertrouwen. De rechtbank wees de vorderingen van de vrouw af en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukte het belang van de duidelijke bewoordingen in de samenlevingsovereenkomst en de juridische context van de relatie tussen de partijen, die nooit formeel getrouwd waren geweest.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/613554 / HA ZA 21-543
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 januari 2022
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1],
eiseres,
advocaat: mr. M. de Bluts te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde]te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat: mr. P. Verbraaken te Den Haag.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juni 2021, met producties 1-8;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 1 december 2021, waarbij is bepaald dat de mondelinge behandeling vandaag plaatsvindt;
  • nadere producties 1-6 met toelichting van de zijde van de man;
  • nadere producties van de zijde van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling op 20 januari 2022, waarbij zijn verschenen:
  • de vrouw in persoon, bijgestaan door een tolk en door mr. De Bluts voornoemd;
  • de man in persoon, bijgestaan door mr. Verbraaken voornoemd.
1.2.
De rechtbank heeft na een schorsing van de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen kunnen in geval van hoger beroep om een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting vragen.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
wijst de vorderingen af;
2.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben twee kinderen.
Partijen hebben vanaf 28 april 2009 als gezin samengewoond in [plaats 2], [adres], hierna: de woning. De man woonde al voor deze datum in de woning. De woning is door de man gekocht.
De man is eerder gehuwd geweest en hij is gescheiden op 3 september 2009.
Op 28 oktober 2009 hebben partijen een notarieel samenlevingscontract opgesteld.
Op 17 oktober 2014 is de vrouw met de kinderen geëmigreerd naar Engeland. Zij is op 21 augustus 2017 weer teruggekeerd naar Nederland.
3.3.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vorderingen van partijen het volgende voorop. Partijen zijn niet met elkaar getrouwd geweest. Daarom is titel 6 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing en moet op basis van het algemene vermogensrecht worden vastgesteld welke mogelijke rechten en verplichtingen er tussen partijen bestaan. Partijen hebben wel samenlevingsovereenkomst gesloten. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een samenlevingsovereenkomst moet worden uitgelegd conform de zogenoemde Haviltex-maatstaf (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2931). Een samenlevingsovereenkomst is in het algemeen een duurovereenkomst. Voor de uitleg hiervan is niet alleen het moment van het sluiten van de samenlevingsovereenkomst van belang, maar ook de wijze waarop partijen in de loop van de tijd invulling aan de samenlevingsovereenkomst hebben gegeven (HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741).
3.4.
Een overeenkomst kan stilzwijgend tot stand komen, maar kan ook stilzwijgend van inhoud veranderen op grond van de feitelijk tussen partijen bestaande situatie, die zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld (HR 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9539 en HR 2 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3876). De rechtbank houdt bij de uitleg van de notariële samenlevingsovereenkomst daarom rekening met de wijze waarop partijen zich hebben gedragen en invulling hebben gegeven aan de tussen hen bestaande rechtsverhouding.
3.5.
De rechtsbetrekking tussen informeel samenwonenden (zonder contract) en formeel samenwonenden (met een contract) wordt mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid (HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707). Wat redelijk en billijk is, hangt af van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De rechtsbetrekking tussen samenwonenden kan op basis van de redelijkheid en billijkheid worden aangevuld of beperkt.
3.6.
De vrouw vordert onder meer de verklaring voor recht dat zij aanspraak kan maken op de helft van de overwaarde van de woning en de veroordeling van partijen om tot verdeling van de woning over te gaan. De rechtbank zal hierna de vordering die de vrouw heeft ingediend beoordelen in het licht van de hiervoor genoemde uitgangspunten.
3.7.
In de samenlevingsovereenkomst is onder meer op pagina één opgenomen dat de gemeenschappelijke woning – hiermee wordt de woning bedoeld – eigendom is van de man en dat de aanschaf en de inrichting zijn gefinancierd met een hypothecaire lening ten laste van de man. Daarmee staat in de samenlevingsovereenkomst in niet mis te verstane bewoordingen dat alleen de man de eigendom heeft van de woning. Niet de vrouw.
Artikel 4 gaat niet over de eigendom van de woning maar over wie welke kosten moet betalen. In het artikel is opgenomen dat de kosten van onderhoud en verbetering van de woning en de aflossing van de hypothecaire lening voor rekening van de man zijn. Dit is logisch als de woning van de man is. De vrouw betaalt alleen mee aan de rente, omdat ze met de man in de woning woont en het logisch is dat ze daarvoor kosten verschuldigd is. Dit zijn immers kosten van de gemeenschappelijke huishouding, zoals ook bedoeld in artikel 3.
3.8.
De notaris heeft in het kadaster ook geen aantekening laten maken van het gemeenschappelijke eigendom, hetgeen bevestigt dat dat niet de bedoeling van de samenlevingsovereenkomst was.
3.9.
Volgens de vrouw zijn partijen in 2007 volgen hun traditie in Eritrea gehuwd, maar is dit huwelijk niet in Nederland geregistreerd. Zoals de vrouw zelf ook erkent, kon dit niet omdat de man in Nederland nog was getrouwd. Tussen partijen kan dan ook niet in geschil zijn dat zij voor de Nederlandse wet nooit getrouwd zijn geweest, want daarvoor moet je naar de burgerlijke stand.
3.10.
Nadat de man was gescheiden van zijn eerste echtgenote hebben partijen een samenlevingsovereenkomst getekend. Het kan zijn dat zowel de man als de notaris tegen de vrouw heeft gezegd dat het samenlevingscontract dezelfde consequenties heeft als een huwelijk, zoals de vrouw stelt dat zij hun uitleg heeft begrepen. Dat betekent echter niet dat ze er ook op mocht vertrouwen dat de woning voor de helft haar eigendom zou worden. Mede gelet op de duidelijke woorden in de samenlevingsovereenkomst, is het voor de rechtbank niet duidelijk waarop de vrouw deze aanname baseert. Haar stelling dat de notaris dit heeft gezegd op het moment dat het samenlevingscontract werd getekend, wordt door de man weersproken. Gelet op de duidelijke tekst van de samenlevingsovereenkomst, had de vrouw haar stelling op dit punt nader moeten toelichten. Het is namelijk niet waarschijnlijk dat de notaris iets anders heeft gezegd dan in de samenlevingsovereenkomst is opgenomen. Deze nadere toelichting heeft de vrouw niet gegeven, zodat de rechtbank haar stelling op dit punt niet meeneemt in haar oordeel.
3.11.
Ook een redelijke uitleg van de samenlevingsovereenkomst brengt niet mee dat moet worden geconcludeerd dat de vrouw recht heeft op de helft van de eigendom. Waarom zou een deel van het vermogen van de man zonder aanwijsbare reden of grond overgaan naar het vermogen van de vrouw, alleen omdat partijen een samenlevingsovereenkomst hebben getekend? De omstandigheid dat op pagina drie een bepaling is opgenomen voor het geval dat één van partijen tot verdeling van de gemeenschappelijke woning of tot verkoop van zijn aandeel wenst over te gaan, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Voor toepassing van deze bepaling is nodig dat eerst wordt bepaald dat een woning gemeenschappelijk is. Een dergelijke bepaling is in de samenlevingsovereenkomst niet opgenomen.
Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de vrouw na het verbreken van de relatie nog een periode in de woning is blijven wonen. In de samenlevingsovereenkomst was een verblijvensbeding opgenomen, waarop de vrouw zich kon beroepen. Maar ook die bepaling zegt niets over de eigendom van de woning.
3.12.
De vrouw heeft nog verklaringen overgelegd waaruit volgt dat partijen tegen vrienden hebben gezegd dat de woning gemeenschappelijk was. De rechtbank heeft gevraagd aan de vrouw om dit nader toe te lichten. Daarop heeft zij geantwoord dat zij aan vrienden hebben verteld dat ze getrouwd waren. Op basis hiervan kan de rechtbank niet oordelen dat de vrouw erop mocht vertrouwen dat in de samenlevingsovereenkomst was bepaald dat de woning gemeenschappelijk was.
3.13.
Tot slot heeft de vrouw nog gezegd dat de man na de scheiding van partijen, zoals zij het noemt, bij de notaris is geweest om vast te laten leggen dat ook zij, samen met de kinderen van partijen, eigenaar is van de woning. Het ging hier echter om een concept-testament waarin de man, om de kinderen te kunnen zien, had bepaald dat de kinderen van partijen de woning bij zijn overlijden zouden erven. Ook op basis hiervan kan de rechtbank niet oordelen dat de vrouw erop mocht vertrouwen dat in de samenlevingsovereenkomst was bepaald dat de woning gemeenschappelijk was.
3.14.
Een en ander betekent dat de rechtbank concludeert dat de tekst van de samenlevingsovereenkomst duidelijk is en bepaalt dat alleen de man eigenaar is van de woning en dat ook overigens niet op basis van de redelijkheid en billijkheid moet worden geconcludeerd dat de vrouw mede-eigenaar is geworden van de woning of dat zij hierop gerechtvaardigd mocht vertrouwen.
Proceskosten
3.15.
In het feit dat partijen ex-partners zijn en zij samen kinderen hebben, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 21 januari 2022.
WAARVAN PROCES-VERBAAL