AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Toegankelijkheid van medische behandeling in Irak en hoorplicht bij terugzending
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Iraakse asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het doel van medische behandeling, welke door verweerder was afgewezen. Eiser stelde dat hij niet in bezwaar was gehoord over de toegankelijkheid van zijn medische behandeling in Irak, wat volgens hem een schending van artikel 3 van het EVRM zou kunnen opleveren. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende bewijs had geleverd dat zijn medische behandeling in Irak niet gegarandeerd toegankelijk was, mede gezien zijn ziektebeeld van de ziekte van Crohn en zijn beperkte financiële middelen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en oordeelde dat eiser gehoord moest worden over de feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijke medische zorg in Irak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De rechtbank stelde een termijn van acht weken voor verweerder om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser niet mocht worden uitgezet tot vier weken na dit nieuwe besluit.
Voetnoten
1.Bureau Medische Advisering.
2.Toegankelijkheidsonderzoek van Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) van 27 augustus 2020.
3.Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 september (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2020:2253, r.o. 2, en de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, van 29 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11116, r.o. 6. 4.Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2629, en van het EHRM van 13 december 2016 in de zaak Paposhvili tegen België, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD00417381, r.o. 183. 5.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 2 mei 1997 in de zaak St. Kitts, nr. 30240/96.
7.Uitkomst toegankelijkheidsonderzoek medisch van DT&V van 21 maart 2019, p. 3, en verweerschrift, p. 2.
8.Verklaring van behandelend MDL-arts van 16 augustus 2021. Zie ook bestreden besluit, p. 2.
9.Uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, van 12 juli 2019, NL.19.13997 en NL19.13998, r.o. 3.3. Zie ook verslag gehoor opvolgende aanvraag van 6 juni 2019, p. 6.
10.Zie onder andere de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, van 12 juli 2019, NL19.13997 en NL19.13998, r.o. 3.3.
11.Algemene wet bestuursrecht.