ECLI:NL:RBDHA:2022:9914
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden (de werkgever) en een werknemer. De werknemer, die sinds 2 maart 2015 in dienst was als administratief medewerker, was niet verschenen op de zitting. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:671b lid 1 in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en lid 3, onder g van het Burgerlijk Wetboek, omdat er sprake zou zijn van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek en dat er geen opzegverbod van toepassing was. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of er een redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Gezien het feit dat de werknemer niet heeft weersproken dat de arbeidsverhouding verstoord was en dat herplaatsing niet meer mogelijk was, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er voldoende grond was voor ontbinding.
De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 juli 2022, de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 626,00, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.