ECLI:NL:RBDHA:2023:10512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 13 april 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 30 juni 2023 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 17 mei 2023 rechtmatig was. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of het voortduren van de maatregel rechtmatig is, ondanks het ontbreken van beroepsgronden van eiser. De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel niet rechtmatig is. De Staatssecretaris werkt voortvarend aan de uitzetting van eiser, en er zijn verschillende stappen ondernomen, waaronder het indienen van een lp-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten.

De rechtbank stelt vast dat eiser zijn medewerking aan de uitzetting niet verleent, terwijl de Marokkaanse autoriteiten voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor uitzetting. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18097

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum]
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Halbesma).

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 23 mei 2023 (in de zaak NL23.13986) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 17 mei 2023 dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 20221 is de rechtbank gehouden om ook ambtshalve te toetsen of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3.2.
De rechtbank ziet in dit dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet rechtmatig is. De staatssecretaris werkt voortvarend aan de uitzetting. Uit de voortgangsrapportage leidt de rechtbank af dat de staatssecretaris op 18 april 2023 een lp-aanvraag aan de Marokkaanse autoriteiten heeft verstuurd en er wordt regelmatig op de ingediende lp aanvraag gerappelleerd, laatstelijk op 8 juni 2023. Verder vinden er met regelmaat vertrekgesprekken met eiser plaats en heeft de staatssecretaris sinds het sluiten van het onderzoek op 17 mei 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd op 14 juni 2023.
3.3.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er nog zicht op uitzetting bestaat. Op eiser rust de rechtsplicht Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat hij actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen, zoals volgt uit de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210). De rechtbank constateert dat eiser die medewerking niet verleent. Daarnaast werken de autoriteiten van Marokko mee aan het verstrekken van reisdocumenten en vinden er nationaliteitsbevestigingen plaats. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 juni 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:8706). Hieruit blijkt dat er in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 mei 2023 210 lp-aanvragen zijn ingediend bij de autoriteiten van Marokko, dat er 100 nationaliteitsbevestigingen zijn afgegeven, dat er 35 lp’s zijn verstrekt en dat er 29 gedwongen uitzettingen met behulp van een lp hebben plaatsgevonden. Nu de Marokkaanse autoriteiten voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten, is er geen grond voor het oordeel dat zij, indien de vreemdeling zijn medewerking verleent, geen laissez passer op zijn naam willen verstrekken.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.