ECLI:NL:RBDHA:2023:10963

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL23.20247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Marokkaanse nationaliteit, die in detentie is geplaatst op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring, die op 27 februari 2023 was opgelegd, opnieuw beoordeeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 21 juli 2023, die via telehoren werd gehouden, heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting was en dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat hij niet in staat was om de detentie op verantwoorde wijze te ondergaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat er een reëel zicht op uitzetting bestaat. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat een lichter middel effectief zou zijn en de rechtbank heeft geen redenen gevonden om de maatregel van bewaring onrechtmatig te verklaren. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20247

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen in het detentiecentrum Rotterdam, Tevens is daar een tolk verschenen. Verweerder heeft zich op de rechtbank in Groningen laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 1 juni 2023 (in de zaak NL23.14412) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 26 mei 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat niet is gebleken van voldoende voortvarend handelen en dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Verweerder heeft gerappelleerd op de laissez-passer (lp) aanvraag, maar de Marokkaanse autoriteiten hebben hier niet op gereageerd, zodat niet aannemelijk is dat er een lp zal worden verkregen. Daarnaast is eiser van mening dat ten onrechte geen lp-traject bij de Algerijnse autoriteiten is opgestart, nu eiser heeft verklaard dat zijn ouders over zowel de Marokkaanse als Algerijnse nationaliteit beschikken. Eiser betoogt dat ten onrechte geen lichter middel is toegepast. Eiser heeft continu pijn aan zijn ontstoken kies. Daarnaast is eiser onderworpen aan een strikt beheersregime, wat volgens hem niet proportioneel is.
4. De rechtbank ziet in wat door eiser is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de bewaringsmaatregel onrechtmatig is geweest sinds het sluiten van het vorige onderzoek. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5. Eiser heeft niet overtuigend gesteld dat een lichter middel effectief zal zijn. Niet is gebleken dat de voortduring van de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend is. De rechtbank niet gebleken dat de in detentie beschikbare zorg voor eiser niet toereikend is, dat eiser niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan, of dat eisers gestelde psychische omstandigheden in detentie door gebrek aan medische zorg verslechteren (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1162). Eiser heeft daartoe geen medische stukken ter onderbouwing overgelegd. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende concreet heeft gemaakt waarom het beheersregime waaronder hij in het detentiecentrum is geplaatst maakt dat de maatregel van bewaring onevenredig bezwarend is. Indien eiser niet tevreden is met de gang van zaken omtrent het beheersregime, kan hij een klacht indienen bij de directie van het detentiecentrum.
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek op 8 juni 2023 en 29 juni 2023 gerappelleerd op de lp-aanvraag. Op 30 mei 2023 en 27 juni 2023 heeft verweerder vertrekgesprekken met eiser gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er verder geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Marokko in algemene zin weigert lp’s te verstrekken, of dat voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven, zodat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn kan worden aangenomen. Daartoe acht de rechtbank het enkele tijdsverloop sinds de lp-aanvraag en het feit dat deze nog niet tot afgifte heeft geleid onvoldoende. Ten aanzien van het standpunt van eiser dat een lp-traject bij de Algerijnse autoriteiten moet worden opgestart, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het aan eiser is om middels Algerijnse documenten aan te tonen dat hij over de Algerijnse nationaliteit beschikt. De rechtbank is in onderhavige procedure niet gebleken van zulke documenten. Verder volgt uit de vertrekgesprekken dat eiser niet wil meewerken aan terugkeer naar Marokko. Zoals volgt uit de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210) mag van eiser worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Nu eiser zijn uitzetting belemmert is daarmee in beginsel het zicht op uitzetting al gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank komt het voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
7. De rechtbank ziet, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.