ECLI:NL:RBDHA:2023:11528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
9603555 / EL 21-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft de kantonrechter op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, heeft een vordering ingesteld tegen Dexia, die als gedaagde partij fungeert. De eiser heeft een leaseovereenkomst afgesloten met Dexia, maar stelt dat deze overeenkomst onrechtmatig tot stand is gekomen, onder andere door misleidend advies van de tussenpersoon Amsterdams Financieel Advies Bureau (AFAB). De eiser vordert onder andere schadevergoeding en een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren zonder dat de tussenpersoon over de benodigde vergunning beschikte. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen en Dexia veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn voor rekening van Dexia. De uitspraak is van belang in het kader van de effectenleaseproblematiek en de verantwoordelijkheden van aanbieders en tussenpersonen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 9603555 EL 21-17
vonnis van de kantonrechter d.d. 22 juni 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie en in het incident,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Dexia’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 december 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van (voorwaardelijke) eis in reconventie;
  • de incidentele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van (voorwaardelijk) antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de rolmededeling van 16 juni 2022;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia;
  • de antwoordakte van [eiser] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer]
26-06-2000
Capital Effect
240 mnd
€ 22.032,00
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
21-02-2006
- € 1.133,21
€ 105,32 (verrekend)
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 6.125,40 aan maandtermijnen en een bedrag van € 105,32 (door middel van verrekening met dividendopbrengsten) wegens restschuld aan Dexia betaald. [eiser] heeft van Dexia een bedrag van € 772,16 aan dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 15 juli 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
3. De vordering en het verweer in conventie, in (voorwaardelijke) reconventie en in het incident
3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
Dexia zal veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier van de onderhavige overeenkomst,
- in de hoofdzaak:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. voor recht zal verklaren dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] , met rente,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een (deels voorwaardelijke) tegenvordering, waarbij Dexia, vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met contractnummer [contractnummer] , na betaling aan [eiser] van een bedrag van € 70,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 februari 2006, aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
2. [eiser] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incident4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Amsterdams Financieel Advies Bureau (hierna: AFAB). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:

’ [eiser] is voor het eerst in contact gekomen met AFAB in 2000. [eiser] heeft AFAB
telefonisch om advies gevraagd in verband met een kredietregeling. [eiser] had een kredietregeling bij VOLA voor de aanschaf van haar auto en wilde graag meer lenen om spullen te kopen omdat ze binnenkort ging samenwonen. De kredietregeling van VOLA heeft [eiser] niet meer in haar bezit. Een financieel adviseur, [adviseur] (hierna: de adviseur), heeft haar toen meermaals telefonisch benaderd over deze kredietregeling en de Capital Effect overeenkomst. Er hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden. Tijdens het eerste gesprek is de financiële situatie van [eiser] besproken. Er is gesproken over de financiële ruimte van [eiser] . [eiser] had op dat moment geen hoog salaris en had geld nodig om spullen te kopen voor het samenwonen. De adviseur gaf aan dat een nieuwe kredietregeling kon worden opgesteld. Wel adviseerde de adviseur om tevens in combinatie met de kredietregeling een Capital Effect overeenkomst van Bank Labouchere met een vooruitbetaling af te sluiten om zodoende het krediet te kunnen aflossen. De opbrengsten van het Capital Effect product zouden volgens de adviseur namelijk voldoende zijn om de nieuwe lening af te lossen. Nu dit werd geadviseerd door de adviseur, klonk dit voor [eiser] als een verstandige keuze en daarmee als een goede doelstelling om het Capital Effect aan te gaan. Zodoende heeft [eiser] dit advies opgevolgd en is een krediet aangegaan van NLG 30.000,- bij AFAB. Deze kredietconstructie is volledig geregeld door de adviseur. [eiser] heeft dit krediet gebruikt om de oude kredietregeling af te lossen, om de spullen te kunnen aanschaffen en om de inleg van het Capital Effect te kunnen betalen. Zodoende heeft de adviseur geadviseerd om voor het Capital Effect een maandelijks bedrag van ongeveer € 91,00 aan inleg te betalen. Aangezien de adviseur [eiser] tevens adviseerde over de kredietregeling, vertrouwde zij op het advies van de adviseur om ook een Capital Effect overeenkomst aan te gaan om zodoende het krediet te kunnen aflossen. Dit is conform de adviseur heeft beschreven in de aan [eiser] gerichte brief. Bij de brief zat tevens een prognose en een brochure gevoegd. In de prognose is te zien bij een maandbedrag van ongeveer € 90,76 na 10 jaar een uitbetaling van € 31.088,74 zal volgen. De adviseur heeft [eiser] in geen enkel gesprek gewezen op de specifieke risico’s van de Capital Effect overeenkomst. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met een krediet de inleg van een andere lening (de Capital Effect overeenkomst) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenlease overeenkomst. Tevens heeft de adviseur niet gewezen op het risico dat hierdoor het krediet ook niet ingelost kon worden. Als [eiser] op de hoogte was van deze risico’s dan had zij de overeenkomst niet afgesloten. Aangezien [eiser] geen beleggingservaring had en zij vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur, heeft zij het advies van de adviseur opgevolgd. Er is een kredietovereenkomst afgesloten met een Capital Effect overeenkomst. Hiervoor zou [eiser] maandelijks een bedrag van € 91,80 betalen. De adviseur heeft het aanvraagformulier van de overeenkomst ingevuld en vervolgens per post toegezonden aan [eiser] ter ondertekening. [eiser] heeft het getekend en teruggestuurd naar de adviseur. Vervolgens heeft de adviseur het aanvraagformulier toegezonden aan Bank Labouchere. De overeenkomst is op een later moment per post door de adviseur toegezonden aan [eiser] . [eiser] heeft het getekend en ook dit stuk teruggestuurd naar de adviseur. Vervolgens is de overeenkomst tevens door de adviseur toegezonden aan Bank Labouchere.’’
4.9.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 15 juni 2000 op naam van [eiser] , betreffende het Capital Effect product met een maandbetaling van NLG 200,-, waarop de gegevens van [eiser] zijn ingevuld, onder vermelding van ‘Amsterdams Financieel Advies Bureau’ bij ‘Kantoor’, voorzien van het adviseursnummer:
ATP0932, opgemaakt te Amsterdam,
- een kopie van de overeenkomst van 26 juni 2000 met contractnummer [contractnummer] op naam van [eiser] , genaamd ‘Capital Effect Maandbetaling’, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00932-Amsterdams Financieel Advies Bureau B.V.,
- een kopie van een brief van 15 juni 2000 van AFAB aan [eiser] , waarin te lezen is:
‘(…).Naar aanleiding van onze plezierige gesprekken, doe ik U dezeUnieke 5-jarige spaarkredietovereenkomst toekomen. (…).
Het is zeer aantrekkelijk dit krediet af te lossen met hetCapital Effect vanBank Labouchere(100% dochter van AEGON),waarvan brochure en prognose zijn bijgevoegd.
Grote voordelen van ditunieke spaarplanzijn:* U kunt zelf de looptijd bepalen (na 60 maanden kunt Uop elk gewenst moment zonder enige boete stoppen!)*U krijgt gemiddeld f 62,50 per maand belastingvrij dividend(winstdeling) op Uw bank- of girorekening gestort!!* De maandtermijn isgeheel fiscaal aftrekbaar!
Dit houdt in dat U metzeer lage netto-inleg van slechtsf 100,- per maand(bruto f 200,-) eenbelastingvrije uitkeringvan +/- f 30.000,-ontvangt, waarmee U dan in een keerUw kredietna slechts 5 jaarkunt aflossen! (…).’,
- een kopie van een stuk met opschrift ‘Prognose Capital Effect’, afkomstig van AFAB, waarop aan de hand van een geleast kapitaal van € 8.510,64, een maandbedrag van € 90,76 en een looptijd van 10 jaar, berekend wordt wat de gevolgen daarvan zijn voor de bruto investering na 10 jaar, het ontvangen stockdividend, het tijdens de looptijd belastingvrij ontvangene, de netto investering na 10 jaar, het netto gemiddeld maandbedrag, de waarde van de aandelen na 10 jaar, de restant hoofdsom en de belastingvrije uitbetaling na 10 jaar bij een koersstijging van 16%, een en ander met alternatieve koersstijgingen van 14%, 12% en 18%,
- enkele screenshots van de website van AFAB zoals die eruitzag op 25 april 2003, waarop (onder andere) te lezen is:
‘(…).Onze adviseurs doen U namelijk graag een op maat gesneden aanbieding en berekenen, afhankelijk van Uw persoonlijke situatie,wat voor U de voordeligste vorm is!(…).’,
4.10.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. Vast staat dat de overeenkomst tot stand is gekomen via de tussenpersoon. Dexia betwist in algemene bewoordingen de feitelijke stellingen van [eiser] , met name haar stellingen omtrent de eerdere gesprekken met AFAB. Die betwisting is echter onvoldoende gemotiveerd, omdat [eiser] haar stellingen concreet toegelicht heeft en onderbouwd met stukken. Dexia voert nog aan dat de eerdere gesprekken tussen [eiser] en AFAB niet konden gaan over de effectenlease-overeenkomst, omdat het Capital Effect product pas in het begeleidend schrijven in de overgelegde brief van 15 juni 2000 vermeld stond. Zij stelt om die reden dat de tussenpersoon enkel het product wilde verkopen aan [eiser] en dat het product niet is geadviseerd als zijnde passend en geschikt bij de situatie van [eiser] . Dexia wordt niet gevolgd in haar stellingen daaromtrent. Uit de brief volgt immers dat de tussenpersoon op de hoogte was van de financiële situatie van [eiser] en haar wensen (een nieuwe kredietregeling). Daarbij heeft de tussenpersoon het Capital Effect product voorgesteld als geschikt voor de situatie van [eiser] , nu zij enkele grote voordelen zou verkrijgen door het Capital Effect naast de kredietregeling aan te gaan, zodat zij na slechts 5 jaar het krediet zou kunnen aflossen. Hiermee staat vast dat de tussenpersoon [eiser] een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan zoals door de Hoge Raad bedoeld.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals AFAB, op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot haar schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.14. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] , behoudens het aanvankelijk berekende fiscaal voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [eiser] heeft een biljet van proces van het jaar 2000 overgelegd, waarna Dexia haar financieel overzicht heeft aangepast. [eiser] heeft zich niet meer uitgelaten over het nieuwe financieel overzicht, zodat ervan uitgegaan wordt dat het fiscaal voordeel € 518,72 bedraagt. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering
4.17.
[eiser] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier behorende bij de overeenkomst. Dexia heeft daartoe gehoor aan gegeven en heeft het aanvraagformulier in het geding gebracht. De incidentele vordering verlangt daarom geen verdere inhoudelijke behandeling en ligt voor afwijzing gereed. De proceskosten in het incident zullen gecompenseerd worden.
onvoorwaardelijke vordering van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, zoals hierna te melden. Gezien de samenhang in de discussie tussen conventie en reconventie, zullen de proceskosten in reconventie worden begroot op nihil.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.5.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 864,21
5.6.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: FM