ECLI:NL:RBDHA:2023:11969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.25324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jongvolwassenenbeleid bij mvv-aanvraag van Eritrese jongere met familie in Nederland

In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een jongvolwassen Eritrees, voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn meerderjarige broer in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag is eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn broer verbroken was, omdat eiser in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij, tot zijn vlucht uit Eritrea, bij zijn ouders had gewoond en dat zijn vertrek noodgedwongen was. De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2023 behandeld en oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking kwam voor het jongvolwassenenbeleid. De rechtbank concludeerde dat de feitelijke gezinsband niet verbroken was en dat eiser recht had op herbeoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht genomen moet worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25324

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een mvv [1] met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 28 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 oktober 2022 is het beroep van eiser gegrond verklaard en het besluit van 28 september 2020 vernietigd. [2]
Bij besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit/ aanvullend besluit) heeft verweerder – na het houden van een hoorzitting – de motivering van het besluit van 28 september 2020 aangevuld en de ongegrondverklaring van het bezwaar gehandhaafd.
Eiser heeft nadere beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 13 juni 2023 behandeld. Referent is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Ogba Michael. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Eritrese nationaliteit. Hij wil verblijf bij referent, zijn meerderjarige broer, op grond van artikel 8 van het EVRM. [3] Referent is in 2015 naar Nederland gekomen en op 27 november 2015 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Daarna heeft hij op 16 februari 2016 een mvv-nareis aanvraag ingediend voor zijn ouders, vier broers, zus en halfzus. Bij besluiten van 20 juni 2018 heeft verweerder voor de ouders, twee broers en de zus een mvv afgegeven. Zij zijn, behalve zijn vader, inmiddels in Nederland. De aanvragen van eiser en een andere broer zijn afgewezen. Die van eiser bij het primaire besluit van 21 februari 2020, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent niet is aangetoond en eiser niet beschikbaar was voor onderzoek op een Nederlandse ambassade. Eiser zat op dat moment in Eritrea in de gevangenis.
1.1.
Op 28 november 2018 heeft referent opnieuw een aanvraag voor een mvv ingediend voor eiser, zijn vader en broer. Op 3 december 2019 heeft met eiser een identificerend gehoor op de Nederlandse ambassade in Addis Ababa in Ethiopië plaatsgevonden. Daarnaast is een DNA-onderzoek gedaan. De uitslag daarvan was positief.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen, omdat geen sprake is van een familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van het jongvolwassenbeleid, [4] omdat hij al sinds 2007 in zijn eigen onderhoud kan voorzien en al een aantal jaren niet meer in gezinsverband met referent en zijn ouders samenleeft. Verder hebben eiser en referent volgens verweerder niet aangetoond dat er tussen hen en tussen eiser en zijn ouders een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat. Daarnaast heeft verweerder een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM, maar deze is in het nadeel van eiser uitgevallen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert – voor zover relevant – aan dat hij wel onder het jongvolwassenbeleid valt. Eiser heeft tot aan zijn vlucht uit Eritrea bij zijn ouders gewoond – met uitzondering van zijn dienstplichtperiode en detentie – en niet in zijn eigen onderhoud voorzien. Eiser is jong van school gegaan en wilde in 2007 gaan werken als monteur. Hij was toen elf jaar oud. Vanwege gebrek aan ervaring heeft hij geen baan kunnen krijgen als monteur. De vader van eiser en referent zat destijds in militaire dienst. Eiser moest het gezin daarom financieel helpen door groenten te verkopen op de markt. Eiser zelf zat van 2012 tot 2017 in militaire dienst. Eiser is een jaar gedetineerd geweest, nadat hij samen met zijn ouders Eritrea probeerde te ontvluchten. Nadat eiser vrijkwam uit de gevangenis is hij in 2018 naar Ethiopië gevlucht. De gezinsband met referent en zijn ouders is niet verbroken, omdat de scheiding tussen eiser en referent (in 2015) en zijn ouders (in 2017) een onvrijwillig karakter had. In Ethiopië heeft eiser geprobeerd als monteur te werken, maar dat lukte niet vanwege een gebrek aan ervaring. Verweerder heeft daarom ten onrechte aangenomen dat eiser in zijn eigen onderhoud kon voorzien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Moet het jongvolwassenenbeleid worden toegepast?
4. Hoewel het jongvolwassenenbeleid ziet op de vaststelling van de positie van jongvolwassenen ten opzichte van hun ouder(s) en in dit geval het gaat om een aanvraag voor hereniging van een broer, is het doel van deze aanvraag om eiser uiteindelijk te laten herenigen met het ouderlijk gezin waartoe hij, referent en hun ouders behoren. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat referent voor eiser en zijn ouders gelijktijdig een aanvraag voor verlening van een mvv heeft ingediend en de mvv’s wel aan zijn ouders zijn verleend. Hiermee heeft verweerder er blijk van gegeven dat eiser met deze aanvraag zich met zijn ouderlijk gezin wil herenigen en het dus feitelijk gaat om een beoordeling van eisers positie ten opzichte van zijn ouders. Gelet hierop zal de rechtbank verder uitgaan van het jongvolwassenenbeleid en hieronder de beoordeling van verweerder daaraan toetsen.
4.1.
Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2019 [5] is voor de vaststelling van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen een ouder en een meerderjarig kind vereist dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than the normal emotional ties).
4.2.
Op grond van paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) neemt verweerder familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen aan, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:
- jongvolwassen is;
- met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
- niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
- geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
Deze vereisten gelden cumulatief.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser jongvolwassene was op het moment van de aanvraag en geen zelfstandig gezin heeft gevormd. In geschil is of eiser in gezinsverband samenleeft met referent en/of zijn ouders en of hij in zijn eigen levensonderhoud voorziet (ad b en c).
Is sprake van samenleven in gezinsverband?
6. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat de feitelijke gezinsband is verbroken, omdat eiser zowel voor zijn vertrek uit Eritrea als daarna in Ethiopië een substantiële periode in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. Eiser heeft dit betwist en stelt dat de situatie noodgedwongen was en daarom niet aan hem mag worden tegengeworpen.
6.1.
Het is tussen partijen niet (langer) in geschil dat het vertrek uit Eritrea inderdaad noodgedwongen was en dat eiser tot zijn vertrek uit Eritrea met zijn ouders samenleefde.
Volgens verweerder doet het noodgedwongen vertrek uit Eritrea echter niet af aan de feitelijke omstandigheid dat eiser zich nadien financieel staande heeft kunnen houden en niet afhankelijk is van zijn ouders.
6.2.
Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de vraag of het meerderjarige, jongvolwassen kind niet langer feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s) betrekt in hoeverre het kind een stap naar zelfstandigheid heeft willen zetten. [6] Daarbij weegt de staatssecretaris een scheiding tussen ouder(s) en jongvolwassene met een gedwongen karakter, bijvoorbeeld een vluchtsituatie, anders dan wanneer de scheiding een vrijwillig karakter heeft. In gevallen waarin een meerderjarig kind noodgedwongen zelfstandig woont, bijvoorbeeld als gevolg van een vluchtsituatie, zal dit op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat het kind niet langer tot het gezin behoort. [7] Er kunnen zich ook andere omstandigheden voordoen, waaruit de staatssecretaris kan afleiden dat een gezinsband, ondanks een noodgedwongen vertrek, is verbroken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het meerderjarig kind, na het noodgedwongen vertrek, langdurig geen contact heeft gehad met de referent, zonder dat zij pogingen hebben gedaan om dit contact te herstellen.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zijn standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referent/ zijn ouders is verbroken, omdat eiser geruime tijd in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien, ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Peilmoment
6.4.
Bij de beoordeling of eiser aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid voldoet geldt als peilmoment het moment van binnenkomst van de ouder(s) of de jongvolwassene in Nederland. Daarbij dient verweerder uitdrukkelijk de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van de ouder(s) of de jongvolwassene uit het land van herkomst te betrekken. [8]
6.5.
De rechtbank stelt vast dat verweerder op zitting het standpunt dat eiser voor zijn vertrek uit Eritrea in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien, heeft ingetrokken. De rechtbank laat de beroepsgronden die hierop zien daarom verder onbesproken.
Kon eiser in Ethiopië in zijn eigen onderhoud voorzien?
6.7.
Eiser heeft tijdens het gehoor op de ambassade in Addis Abeba van 3 december 2019 verklaard dat hij van niemand afhankelijk is en sinds hij in Ethiopië is als automonteur werkt. Hij woont bij zijn zus, samen met zijn jongere broertje voor wie hij zorgt.
Daarentegen heeft referent tijdens het gehoor van 2 november 2022 verklaard dat eiser in Ethiopië slechts twee maanden als automonteur heeft gewerkt.
6.8.
Verweerder vindt deze verklaringen tegenstrijdig. Daarbij hecht verweerder veel waarde aan de verklaring van eiser, zoals afgelegd bij de ambassade in 2019. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder echter bij het constateren van tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referent – mede gelet op het tijdsverschil tussen beide gehoren en de beperkte vraagstelling – eiser hiermee moeten confronteren. Door alleen referent te horen en eiser niet met de tegenstrijdige verklaringen te confronteren, heeft verweerder geen juiste uitvoering gegeven aan de uitspraak in deze zaak van 4 november 2022, waarbij het beroep gegrond is verklaard wegens schending van de hoorplicht.
Overige omstandigheden niet betrokken
6.9.
Nu niet in geschil is dat eisers vertrek uit Eritrea noodgedwongen was, moet verweerder, gelet op de hiervoor genoemde jurisprudentie van de Afdeling, beoordelen of andere omstandigheden zich voordoen, waaruit kan worden afgeleid dat de gezinsband, ondanks een noodgedwongen vertrek, is verbroken. Bij het beoordelen van de mate van zelfstandigheid dient de intentie van eiser en de omstandigheden met betrekking tot de vraag in hoeverre eiser een stap naar zelfstandigheid heeft willen zetten te worden betrokken.
Verder dient verweerder de duur van de onvrijwillige scheiding bij zijn beoordeling of eiser onder het jongvolwassenenbeleid valt te betrekken, alsmede of er langdurig geen contact is geweest met referent/ hun ouders en of pogingen zijn gedaan om het contact, voor zover verbroken, te herstellen. Verweerder heeft de beoordeling van deze omstandigheden in het bestreden besluit niet inzichtelijk bij zijn beoordeling betrokken. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig gemotiveerd.
Wat is de conclusie?
7. De conclusie is daarom dat verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor toepassing van het jongvolwassenenbeleid. Het beroep is daarom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Als aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, zaaknummer AWB 20/7394.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
5.Uitspraak van de Afdeling van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
6.Zie de uitspraken van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1085, 23 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2863 en 9 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4122
7.Uitspraak van 23 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2863.
8.Werkinstructie 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 van het EVRM.