ECLI:NL:RBDHA:2023:12132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.14681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de toepassing van WBV 2022/22

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 7 juli 2023. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. De opposant had verzet aangetekend, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat in het verzet alleen kan worden beoordeeld of er redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak. De opposant verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank in Amsterdam van 6 januari 2023, waarin werd geoordeeld dat de verlenging van beslistermijnen in asielzaken via het WBV 2022/22 niet rechtsgeldig was. De opposant stelde dat de rechtbank op de hoogte had moeten zijn van deze ontwikkelingen en dat er divergentie binnen de rechtspraak bestond, wat zou betekenen dat de zaak niet zonder zitting kon worden afgedaan.

De rechtbank oordeelt echter dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan het eerdere oordeel. De argumenten die in het verzet zijn aangevoerd, hadden niet geleid tot een andere uitkomst als de zaak normaal was behandeld. De rechtbank heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld over WBV 2022/22 en blijft bij haar eerdere beslissing. Het verzet wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14681 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposant

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller).

Procesverloop

Bij uitspraak van 7 juli 2023 [1] (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Awb [2] beslist op het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend.
2. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert het volgende aan. In het beroep is verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 januari 2023. [3] In die uitspraak is geoordeeld dat de verlenging van beslistermijnen in asielzaken via het WBV 2022/22 [4] niet rechtsgeldig is. Het daartegen door de staatssecretaris ingestelde hoger beroep is besproken op de zitting bij de Afdeling [5] van 13 juni 2023. Op deze zitting zijn kritische vragen gesteld aan de staatssecretaris en hebben partijen van gedachten gewisseld over de vraag wanneer de wet ruimte biedt om beslistermijnen in asielzaken te verlengen. De rechtbank had op de hoogte behoren te zijn van deze ontwikkelingen. Zolang de Afdeling geen uitspraak heeft gedaan bestaat er divergentie binnen de rechtspraak en dan leent een zaak zich sowieso niet voor afdoening buiten zitting.
4. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat niet tot een kennelijk oordeel kon worden gekomen. In verzet zijn immers geen argumenten naar voren gebracht die in het geval van een normale behandeling (ter zitting) hadden kunnen worden aangevoerd en waardoor twijfel zou zijn ontstaan over de uitkomst van het beroep. [6] De omstandigheid dat door de verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank anders wordt geoordeeld over de betekenis van WBV 2022/22 voor de beslistermijn van de staatssecretaris, maakt niet dat in dit geval redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de aangevallen uitspraak heeft deze zittingsplaats al eerder in gelijke zin over WBV 2022/22 geoordeeld in drie uitspraken van 21 maart 2023 [7] en in alle vergelijkbare zaken sindsdien.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Algemene wet bestuursrecht.
4.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 2 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2177.