ECLI:NL:RBDHA:2023:12132
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de toepassing van WBV 2022/22
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 7 juli 2023. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. De opposant had verzet aangetekend, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat in het verzet alleen kan worden beoordeeld of er redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak. De opposant verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank in Amsterdam van 6 januari 2023, waarin werd geoordeeld dat de verlenging van beslistermijnen in asielzaken via het WBV 2022/22 niet rechtsgeldig was. De opposant stelde dat de rechtbank op de hoogte had moeten zijn van deze ontwikkelingen en dat er divergentie binnen de rechtspraak bestond, wat zou betekenen dat de zaak niet zonder zitting kon worden afgedaan.
De rechtbank oordeelt echter dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan het eerdere oordeel. De argumenten die in het verzet zijn aangevoerd, hadden niet geleid tot een andere uitkomst als de zaak normaal was behandeld. De rechtbank heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld over WBV 2022/22 en blijft bij haar eerdere beslissing. Het verzet wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.