ECLI:NL:RBDHA:2023:12257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.20854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een statushouder uit Polen op basis van het interstatelijke vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de asielaanvraag van eiseres, een Eritrese vrouw, niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres had op 8 mei 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat zij internationale bescherming geniet in Polen, waar zij eerder asiel had aangevraagd. De rechtbank baseerde haar oordeel op het interstatelijke vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat ervan wordt uitgegaan dat andere EU-lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiseres had aangevoerd dat zij in Polen niet veilig zou zijn en dat haar rechten als statushouder niet zouden worden gerespecteerd. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Polen haar niet de bescherming zou bieden die zij nodig heeft. De rechtbank concludeerde dat het voor eiseres redelijk is om terug te keren naar Polen, gezien haar status als statushouder en de bescherming die zij daar geniet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20854

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL23.20855.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] en van Eritrese nationaliteit te zijn. Op 8 mei 2023 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiseres eerder in Polen asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft eiseres op 30 mei 2023 gehoord over haar verblijf in Polen (het Dublingehoor) en heeft de Poolse autoriteiten verzocht om terugname van eiseres. Dit (claim)verzoek is door hen geweigerd, omdat volgens de Poolse autoriteiten aan eiseres subsidiaire bescherming is verleend op 4 april 2023. Verweerder heeft eiseres op 14 juli 2023 aanvullend gehoord over haar bezwaren om terug te keren naar Polen (gehoor bescherming Europese Unie; GBEU).
Standpunten partijen
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij in Polen al internationale bescherming heeft. Op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel wordt ervan uitgegaan dat Polen zich aan zijn internationale verplichtingen houdt. Nu eiseres in het bezit is van een verblijfsvergunning in Polen, is het volgens verweerder voor haar redelijk om naar dat land te gaan. Voor zover eiseres bezwaren over terugkeer naar Polen heeft geuit, stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres zich onvoldoende heeft ingespannen om haar rechten als statushouder te effectueren, dat eiseres in geval van (dreigende) problemen de bescherming kan inroepen van de (hogere) autoriteiten van Polen en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Poolse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat de toezegging dat aan haar subsidiaire bescherming is verleend onvoldoende is. Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Polen niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ter onderbouwing heeft eiseres gewezen op passages uit het AIDA rapport, update 2022, waaruit volgens haar blijkt dat zij bij terugkeer in een situatie van materiele deprivatie zal komen. [1] Ook heeft eiseres gewezen op de prejudiciële vragen die, naar aanleiding van
pushbacksin Kroatië, over de deelbaarheid van het interstatelijke vertrouwensbeginsel bij uitspraak van 18 maart 2022 zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch [2] en de aanhouding van een voorlopige voorziening door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) bij uitspraak van 31 mei 2023. [3] In dit verband heeft eiseres gesteld dat Polen zich met pushbacks schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen, waardoor er niet van kan worden uitgegaan dat Polen niet ook de mensenrechten van statushouders schendt. Ter zitting heeft eiseres verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 juli 2023 en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 5 juni 2023. [4] Eiseres heeft gesteld dat de rechterlijke macht in Polen niet onafhankelijk is en dat eiseres in Polen geen advocaat heeft gehad. Verder heeft eiseres gesteld dat zij in Polen geen medische behandeling heeft gehad, alleen een gesprek met een psycholoog zonder een tolk, zodat een diagnose is gesteld via de veterinaire norm. Daarnaast heeft eiseres betwist dat sprake is van een zodanige band met Polen dat het voor haar redelijk is om te moeten terug keren. Tot slot heeft eiseres aangegeven dat zij nog geen contact heeft kunnen krijgen met haar familie (neef en nicht) in Nederland.
Oordeel rechtbank
Relevante wettelijke bepalingen
4.1.
Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling in een andere lidstaat van de EU internationale bescherming geniet.
4.2.
Op grond van artikel 3.106a, eerste lid, aanhef en onder b, van het
Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt de asielaanvraag alleen niet-ontvankelijk verklaard indien – voor zover hier van belang – alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, de vreemdeling in het betrokken derde land zo zal worden behandeld dat het leven en de vrijheid niet worden bedreigd op discriminatoire gronden, er geen risico bestaat op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw 2000, en het beginsel van non-refoulement wordt nageleefd.
4.3.
Op grond van het tweede lid van artikel 3.106a van het Vb 2000 wordt de asielaanvraag alleen niet-ontvankelijk verklaard indien de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Bij de beoordeling van deze band worden, op grond van het derde lid, alle relevante feiten en omstandigheden betrokken.
Internationale verplichtingen
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de brief van de Poolse autoriteiten van 27 juni 2023 voldoende dat aan eiseres een subsidiaire beschermingsstatus is verleend. De rechtbank volgt eiseres niet in de enkele stelling dat de toezegging onvoldoende is en dat zij kennis wenst te nemen van de Poolse beschikking, omdat de brief voldoende recent is en informatie over de verblijfsrechtelijke positie van eiseres bevat. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS volgt voorts dat verweerder in beginsel mag uitgaan van informatie van een andere lidstaat. [5] Gesteld noch gebleken is dat deze bescherming is beëindigd of ingetrokken. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS [6] en het Hof [7] volgt verder dat eiseres internationale bescherming geniet zolang de aan haar verleende bescherming niet is ingetrokken of beëindigd. Uit hoofde hiervan heeft eiseres recht op de voordelen die hoofdstuk VII van de Kwalificatierichtlijn haar biedt. Daaronder valt het recht op bescherming tegen refoulement, alsook het recht op toegang tot sociale voorzieningen, gezondheidszorg en huisvesting.
5.2.
Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de lidstaten van de Europese Unie (EU) hun internationale verplichtingen uit hoofde van bijvoorbeeld het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waarnaar de vreemdeling zal terugkeren zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat zich in haar zaak feiten en omstandigheden voordoen op basis waarvan deze veronderstelling wordt weerlegd.
5.3.
In de uitspraken van 2 juni 2022 en 1 juli 2022 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat ten aanzien van Polen nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [8]
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op basis waarvan in haar situatie tot een ander oordeel moet worden gekomen. Het AIDA- rapport van Polen, update 2022, waarnaar eiseres heeft verwezen, geeft naar het oordeel van de rechtbank geen wezenlijk ander beeld dan het AIDA-rapport van Polen, update 2021, wat is betrokken in de voorgaande uitspraken. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten aanzien van de problemen die eiseres stelt te zullen ondervinden bij het vinden van huisvesting en werk terecht overwogen dat eiseres als statushouder dezelfde rechten geniet als Poolse burgers en dat het van eiseres verlangd mag worden dat zij inspanningen verricht om deze rechten te effectueren en om zich de Poolse taal machtig te maken. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit het AIDA rapport ook blijkt dat in Polen de mogelijkheid van een sociale uitkering en een persoonlijk integratieprogramma bestaat. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in de stelling dat zij in een situatie van verregaande materiele deprivatie zal komen. Het is aan eiseres, als zij van mening is dat Polen de internationale verplichtingen tegenover haar niet nakomt, zich te wenden tot de Poolse autoriteiten. Verweerder heeft terecht gesteld dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, of zich anderszins tot hulporganisaties heeft gewend, nu zij Polen drie dagen nadat aan haar een beschermingsstatus is verleend heeft verlaten. Niet is gebleken dat dit in haar situatie niet mogelijk is of bij voorbaat zinloos is. Met betrekking tot stelling van eiseres dat zij geen tolk en geen rechtsbijstand heeft gehad en de rechterlijke macht niet onafhankelijk is overweegt de rechtbank als volgt.
5.5.
Hoewel er zorgen bestaan over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen heeft de rechtbank in de laatstgenoemde uitspraken geoordeeld dat als de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid van de rechterlijke macht in een lidstaat (structurele of fundamentele) gebreken kent, dit op zichzelf niet voldoende is voor de conclusie dat sprake is van een dusdanige situatie dat in die lidstaat gevreesd moet worden voor een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. Of dat reëel risico bestaat, moet per individueel geval worden beoordeeld. Daarvoor is relevant om te bepalen of er sprake is van individuele risicofactoren die maken dat juist het proces van eiseres zal worden beïnvloed. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Eiseres heeft namelijk geen op haarzelf of op haar specifieke zaak betrekking hebbende feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit geconcludeerd kan worden dat er (mogelijk) sprake is van individuele risicofactoren die een eventuele juridische procedure van haar in Polen zou kunnen beïnvloeden. Eiseres heeft uitsluitend gewezen op de algemene situatie van de rechterlijke macht in Polen en op de laatste uitspraak van het Hof in dit verband, terwijl het Hof zich reeds in eerdere uitspraken kritisch heeft uitgelaten over bepaalde hervormingen binnen de rechterlijke macht in Polen. [9] Hoewel er dus zorgen bestaan over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen en de vrije rechterlijke oordeelsvorming in Polen op onderdelen onder druk staat, blijkt daaruit naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiseres geen toegang heeft gehad of zal hebben tot een rechter en evenmin dat Poolse rechters op dit moment in vreemdelingrechtelijke zaken onder druk van deze nieuwe wetgeving niet langer onafhankelijk en/of onpartijdig rechtspreken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres onduidelijk heeft verklaard over in hoeverre haar de toegang tot bepaalde voorzieningen (rechtsbijstand en bijstand van een tolk) is ontzegd. Zo heeft zij verklaard dat ze geen advocaat had, maar naar iemand is gebracht die niets voor haar betekende en zowel heeft verklaard dat zij met niemand kon communiceren, maar ook dat ze heeft gecommuniceerd dat zij in Griekenland is verkracht, dat zij naar Griekenland wenste terug te keren, maar dat dit volgens de Poolse autoriteiten niet was toegestaan. Ook de verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 juli 2023 in een Dublinzaak kan eiseres niet baten; in dit geval heeft verweerder ter zitting voldoende gemotiveerd gereageerd op de eveneens ter zitting bepleite stelling over de Poolse rechterlijke macht.
5.6.
Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat zij in een situatie terecht zal komen waarin het voor haar extra moeilijk is om zich in Polen staande te houden en zelfstandig haar rechten te effectueren. De enkele stelling dat zij psychische problemen heeft is niet nader onderbouwd. Evenmin volgt de rechtbank eiseres, in het licht van de haar verklaringen, in de stelling dat zij in Polen door een psycholoog zonder tolk is behandeld. Voorts blijkt uit de verklaringen van eiseres dat zij Polen met een vals document is ingereisd, dat zij haar eigen identiteitsdocument in Griekenland heeft achtergelaten en dat zij weigerde haar vingerafdrukken af te geven. Voor zover eiseres heeft gesteld dat zij in Polen gedetineerd is geweest, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat dit in strijd was met de internationale verplichtingen. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de prejudiciële vragen in het verband van Dublinclaimanten en pushbacks, geen betrekking hebben op de persoonlijke situatie van eiseres, nu de Poolse autoriteiten haar internationale bescherming hebben verleend, terwijl pushbacks zien op vreemdelingen die illegaal inreizen. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in het betoog dat ten aanzien van Polen niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordeling zodanige band
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres een zodanig band met Polen heeft dat het voor haar redelijk is naar dat land te gaan. Daarbij heeft verweerder alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. In het bestreden besluit is ingegaan op de individuele omstandigheden die eiseres naar voren heeft gebracht over haar verblijf in Polen. Verweerder heeft daarbij erop kunnen wijzen dat eiseres in Polen internationale bescherming heeft en reeds enige tijd in Polen heeft verbleven. De negatieve ervaringen die eiseres in Polen stelt te hebben gehad met detentie, communicatie, het gestelde gebrek aan tolken en rechtsbijstand leiden niet tot een ander oordeel, omdat eiseres dit niet nader heeft onderbouwd terwijl zij onduidelijk over de omstandigheden heeft verklaard. Tot slot heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de stelling van eiseres dat zij familie in Nederland heeft niet tot een ander oordeel leidt over de band met Polen.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Poland Country Report, van Asylum Information Database (AIDA), 2022 update van 22 mei 2023.
3.202303161/2/V3, ECLI:NL:RVS:2023:2133.
4.ECLI:NL:RBDHA:2023:10229 en arrest van het Hof in de zaak Europese Commissie v. Polen,
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441 en van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:74.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1253.
7.Zie bijvoorbeeld het arrest van 24 juni 2015, ECLI:EU:C:2015:413 (H.T. arrest).
9.Zie bijvoorbeeld het arrest van het Hof van 15 juli 2021, Commissie tegen Polen, zaak C-791/19, ECLI:EU:C:2021:596.