ECLI:NL:RBDHA:2023:12615
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Ugandese nationaliteit, op 12 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 23 maart 2023 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 42 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, op 12 september 2022 is verstreken. Eiser heeft rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld over de verbindendheid van de Tijdelijke wet en de mogelijkheid van het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet binnen twee weken na ingebrekestelling een besluit neemt. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,-- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,--. Eiser is ook in de proceskosten van € 418,50 vergoed.