ECLI:NL:RBDHA:2023:13796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
NL23.21699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om van de overdracht van eiser aan Bulgarije af te zien, omdat er geen aanwijzingen zijn dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt.

Eiser voert aan dat verweerder niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije, verwijzend naar recente rapporten en jurisprudentie. De rechtbank overweegt echter dat verweerder, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in het algemeen mag aannemen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen nakomt. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit recent bevestigd. Eiser is er niet in geslaagd om het tegendeel aannemelijk te maken.

De rechtbank concludeert dat de overdracht van eiser aan Bulgarije niet in strijd is met de internationale verplichtingen en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21699

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
5. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om van de overdracht van eiser aan Bulgarije af te zien. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt en eiser in Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
6. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Bulgarije niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst naar het meest recente AIDA-rapport en recente jurisprudentie (onder meer met betrekking tot pushbacks) van diverse zittingsplaatsen van deze rechtbank. Volgens eiser volgt daaruit een ander beeld dan uit de oudere jurisprudentie waarop verweerder zich baseert. Eiser vreest bij terugkeer terecht te komen in een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM dan wel artikel 4 van het Handvest. Eiser is van mening dat klagen over de tekortkomingen in de asielprocedure door het niet beschikbaar zijn van advocaten, niet mogelijk is.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat verweerder, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in het algemeen ervan uit mag gaan dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen nakomt. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft dat ten aanzien van Bulgarije recent bevestigd in haar uitspraken van 16 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134). De Afdeling komt op basis van de beschikbare informatie onder meer tot de conclusie dat Dublinclaimanten geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Bulgarije. Eiser is er, met hetgeen hij heeft aangevoerd, naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd, om het tegendeel aannemelijk te maken.
8. Daarbij komt dat Bulgarije met het claimakkoord garandeert dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen, met inachtneming van het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en de verschillende richtlijnen op het gebied van asielrecht. Als eiser in Bulgarije toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielverzoek, in de opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
9. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.