ECLI:NL:RBDHA:2023:14586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
9750015 EL 22-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en onrechtmatige daad van Dexia

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 21 september 2023, staat de effectenleaseovereenkomst centraal die [eiser] heeft afgesloten met Dexia Nederland B.V. [eiser] heeft twee leaseovereenkomsten ondertekend, waarbij hij als lessee werd vermeld. Dexia, als rechtsopvolger van eerdere banken, heeft een eindafrekening opgesteld die resulteerde in een restschuld voor [eiser]. De gemachtigde van [eiser] heeft de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen op basis van misbruik van omstandigheden en wanprestatie. De procedure omvatte meerdere conclusies van partijen en leidde tot een vonnis waarin de kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. De rechter concludeerde dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden door [eiser] als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, Spaar Select, geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot schadevergoeding aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten toegewezen. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in de context van effectenlease en de verantwoordelijkheden van aanbieders van financiële producten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 9750015 EL 22-16
vonnis van de kantonrechter van 21 september 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 maart 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop [eiser] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer]
12-5-2000
Overwaarde Effect
240 mnd
€ 54.472,80
II.
[contractnummer]
6-6-2000
Overwaarde Effect
240 mnd
€ 54.669,60
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
8-6-2004
- € 5.369,94
Ja
II.
8-6-2004
- € 5.791,07
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] op grond van de leaseovereenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 19.976,19 aan maandtermijnen en een bedrag van € 11.161,01 wegens restschuld aan Dexia betaald.
[eiser] heeft € 3.979,40 aan dividenden ontvangen, terwijl € 234,83 aan dividenden door Dexia is verrekend.Op 4 februari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 10.351,00 aan [eiser] uitgekeerd, zijnde tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 6 april 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voorwaardelijk, namelijk voorzover Dexia bij conclusie van antwoord de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomsten niet in het geding brengt, Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen tot het verstrekken van een afschrift van de aanvraagformulieren en de onderhavige overeenkomsten aan [eiser] ,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is deze schade te vergoeden aan [eiser] ,
4. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] , met rente,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2. Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomsten met nummers [contractnummer] en [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
2. [eiser] zal veroordelen in de proceskosten
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
e Wit heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser] werd door een medewerker van Spaar Select (telefonisch) benaderd voor het maken van een afspraak om zijn financiële situatie door te nemen. De schoonzus van [eiser] had eerder zijn gegevens aan Spaar Select verstrekt. Tijdens het eerste gesprek op 17 april 2000 heeft de adviseur van Spaar Select, [adviseur] (hierna te noemen 'adviseur'), geïnformeerd naar de financiële positie en wensen van [eiser] en zijn partner. Het inkomen, de spaarloonregeling bij ABN AMRO en de hypothecaire situatie van [eiser] en zijn partner kwam ter sprake. Met de adviseur is gesproken over sparen om meer reserve op te bouwen met het oog op de toekomst, onder andere voor de studie van de kinderen, zonder toename van maandelijkse lasten. De adviseur gaf aan dat veilig vermogen kon worden opgebouwd met het afsluiten van twee Overwaarde Effect overeenkomsten. De financiering van de inleg kon dan voldaan worden door de overwaarde op de woning op te nemen middels een nieuwe hypothecaire lening. De adviseur hield [eiser] voor dat dit zelfs kon tegen lagere maandlasten dan de lasten die nu werden betaald. Zij zou één en ander op papier gaan zetten. De overeenkomsten waren in ieder geval geschikt om de doelstellingen van [eiser] te bereiken. De adviseur heeft vervolgens een financieel plan opgesteld, waarin het Overwaarde Effect aan [eiser] werd geadviseerd. Dit plan heeft zij in een tweede gesprek toegelicht. In dit persoonlijk financieel plan heeft de adviseur toegelicht en op papier gezet dat met een vooruitbetaling van NLG 48.000,- in twee Overwaarde Effect-overeenkomsten, er na 5 jaar met een behouden rendement van 12,5% zo'n NLG 85.550,- beschikbaar zou zijn. Hiervan kon vervolgens de tweede hypotheek weer van worden afgelost en zou er circa NLG 35.550,- aan opbrengst overblijven. Vervolgens wordt in het plan uitgewerkt wat de uitgaven van [eiser] zouden worden naar aanleiding van het advies van Spaar Select. Hierin heeft de adviseur de lasten van de nieuwe tweede hypotheek tevens meegenomen. Uiteindelijk kwam Spaar Select uit op een bedrag van NLG 1.848,25 per maand aan lasten. Concluderend zou dit er volgens Spaar Select voor zorgen dat [eiser] zelfs minder maandelijkse lasten zou hebben dan voor het afsluiten van de overeenkomsten en de tweede hypotheek. Door de adviseur is niet gewezen op de specifieke risico's. Zo heeft zij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor twee andere leningen (de effectenleasecontracten) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleasecontracten. Als [eiser] op de hoogte was van deze risico’s dan had hij de overeenkomsten niet afgesloten. [eiser] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiser] heeft op het advies van de adviseur vertrouwd en heeft daartoe het advies van de adviseur opgevolgd en de onderhavige overeenkomsten afgesloten. De tweede hypotheek is via een lening bij ABN AMRO Bank afgesloten voor NLG 53.500,- en er is voor ruim NLG 48.000,- aan inleg betaald voor de twee effectenleasecontracten van Dexia. De adviseur heeft de aanvraagformulieren door [eiser] laten ondertekenen. Vervolgens heeft de adviseur de aanvraagformulieren aan Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft vervolgens de overeenkomsten tijdens een huisbezoek door [eiser] laten ondertekenen. De adviseur heeft de overeenkomsten aan Bank Labouchere toegezonden.
4.9.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- kopieën van de aanvraagformulieren van 17 april 2000 van 2 Overwaarde Effect-overeenkomsten met vooruitbetaling, voorzien van het ATP-nummer
‘ [adviseursnummer] ’en de naam adviseur:
‘ [adviseur] ’en een stempel met de tekst:
‘Spaar Select, [adviseur] (…)’,
- een kopie van de Overwaarde Effect-overeenkomst van 12 mei 2000 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] – Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst:
‘Spaar Select, [adviseur] (…)’,
- een kopie van de Overwaarde Effect-overeenkomst van 6 juni 2000 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van adviseursnummer:
[adviseursnummer] – Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst:
‘Spaar Select, [adviseur] (…)’,
-het Persoonlijk Financieel Plan van 3 mei 2000 opgesteld door adviseur [adviseur] en gericht aan [eiser] , voorzien van het logo van Spaar Select, waarin te lezen is:
‘(…)Conclusie
Door gebruik te maken van de overwaarde op uw woning kunt u uw wens realiseren om over 5 jaar een mooi bedrag bij elkaar te hebben zonder dat het u iets gekost heeft, het levert u zelf per maand f 9,75 (gemiddeld).
Voor het Spaar Select advies betaalde u per maand f 1858,- en na het Spaar Select advies betaalt u per maand f 1848,25.
Dit advies is tot stand gekomen door het onderstaande product
Overwaarde Effect (Bank Labouchere)
Aflossingsvrije hypotheek (ABN AMRO)’
- de afrekening van de notaris van 26 juni 2000 met betrekking tot het afsluiten van een 2e hypotheek bij de ABN AMRO Bank.
4.10.
Met deze feitelijke weergave en stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. In elk geval staat voldoende vast dat sprake is geweest van huisbezoeken door de tussenpersoon. Zowel de aanvraagformulieren als de overeenkomsten dragen ook de naam van deze adviseur van Spaar Select, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat zij persoonlijk contact heeft gehad met [eiser] . Verder is aannemelijk dat de tussenpersoon daarbij heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser] , want naar aanleiding van het huisbezoek heeft de adviseur een financieel plan toegespitst op de persoonlijke situatie van [eiser] opgesteld en aan [eiser] toegestuurd. Het effectenleaseproduct van Bank Labouchere maakte onderdeel uit van dit plan. Uit het overgelegde Persoonlijke Financieel Plan blijkt dat de tussenpersoon ook een ander financieel product heeft geadviseerd, namelijk een hypotheekverhoging. Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals Spaar Select, op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomsten met [eiser] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [eiser] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.14. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [eiser] heeft het fiscale voordeel niet gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Het is immers aan [eiser] , die geacht mag worden over zijn eigen fiscale informatie te beschikken, om concreet aan te geven over welk bedrag hij fiscaal voordeel heeft genoten, indien hij meent dat het door Dexia in aanmerking genomen bedrag niet correct is. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de voorwaardelijke vordering van [eiser]
4.17.
vordert voorwaardelijk Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van deaanvraagformulieren en de ondertekende overeenkomsten . [eiser] heeft zelf de getekende overeenkomsten overgelegd en Dexia heeft bij conclusie van antwoord de aanvraagformulieren overgelegd. [eiser] heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure.
reconventionele vordering van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde
€ 528,00
€ 739,03
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.