Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023,20 april 2023,12 juni 2023,en 14 augustus 2023.Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van het laatste onderzoek (op 14 augustus 2023).
3. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
4. Verweerder moet in het verlengingsbesluit conform het beleid neergelegd in paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor de verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende is gemotiveerd, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijnen het arrest Mahdivoortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden.
5. Eiser voert aan dat de rechtbank de geldende termijnen voor het beroep heeft overschreden. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw dient de rechtbank het vooronderzoek te sluiten binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Nu het beroep tegen het verlengingsbesluit bij kennisgeving van verweerder op 6 september 2023 is ingediend had de rechtbank het vooronderzoek uiterlijk op 13 september 2023 moeten sluiten. Om deze reden kan het verlengingsbesluit niet in stand blijven en moet de bewaring met ingang van 14 september 2023 als onrechtmatig worden aangemerkt.
6. De rechtbank is het met eiser eens dat het met een kennisgeving aanhangig gemaakte beroep van 6 september 2023 een beroep is in de zin van artikel 96, eerste lid, van de Vw. Zij had het vooronderzoek op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw uiterlijk op 13 september 2023 moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter, na ontvangst van de reactie van verweerder, gesloten op 5 oktober 2023. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
7. De rechtbank is van oordeel dat deze termijnoverschrijding niet leidt tot de conclusie dat sprake is van een onrechtmatige voortduring van de bewaring. In artikel 96, eerste lid, van de Vw staat weliswaar dat de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift sluit, maar uit de bewoordingen van dat artikel, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van de daarin neergelegde bepaling kan worden afgeleid dat is beoogd dat de enkele overschrijding van die termijn tot gevolg heeft dat de voortduring van de bewaring niet langer rechtmatig is. De overschrijding van de termijn raakt de belangen van eiser ook niet zodanig dat zijn belang bij opheffing van de bewaring als gevolg van de overschrijding moet prevaleren boven het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel.Deze beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
8. Eiser voert aan dat de op 14 augustus 2023 opgestelde voortgangsrapportage, die oorspronkelijk door verweerder was overgelegd in deze beroepsprocedure, te gedateerd is om de voortvarendheid van het handelen van verweerder en het zicht op uitzetting te kunnen beoordelen.
9. De rechtbank overweegt dat verweerder is gehouden om de rechtbank in het kader van de beoordeling van tweede en volgende beroepen zoals bedoeld in artikel 96 van de Vw 2000 recente inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de (voortgang van de voorbereiding van de) uitzetting van de vreemdeling. Deze inlichtingen zijn noodzakelijk voor de rechtbank om te beoordelen of de voortduring van de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het vorige beroep niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is; in het bijzonder of verweerder met voldoende voortvarendheid werkt aan de (voorbereiding van de) uitzetting van de vreemdeling en of er zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn.
10. De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 geoordeeld dat zij over onvoldoende informatie beschikte om het beroep te kunnen beoordelen. Zij heeft verweerder daarom in de gelegenheid gesteld om een geactualiseerde voortgangsrapportage aan het dossier toe te voegen. Verweerder heeft op 5 oktober 2023 aan dit verzoek gevolg gegeven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en het aanvullende document bij haar beraadslaging betrokken.
11. Uit de voortgangsrapportage volgt dat er sinds 14 augustus 2023 twee vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft meermalen contact gezocht met de Marokkaanse autoriteiten, eerst om een door eiser opgestelde brief voor vrijwillige terugkeer door te geleiden, en vervolgens twee maal om te vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de afgifte van een laissez-passer voor eiser. De Marokkaanse autoriteiten hebben volgens het bericht van verweerder, het onderzoek naar de identiteit van eiser nog niet afgerond en kunnen dus nog geen documenten afgeven.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat hij voldoende gemotiveerd uiteen heeft gezet dat er sprake is van zicht op uitzetting.
13. Wel volgt de rechtbank eiser in zijn betoog dat verweerder uit eigen beweging een geactualiseerde voortgangsrapportage had moeten overleggen. De rechtbank overweegt dat verweerder daarmee (aanvankelijk) geen recente inlichtingen heeft verstrekt aan de rechtbank en dat verweerder daarmee niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan. Nu dit document na een rappel alsnog is toegevoegd aan het digitale dossier en inhoudelijk blijk geeft van voldoende voortvarend handelen, is eiser hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Daarnaast geldt dat deze uitspraak is gedaan binnen 21 dagen na indiening van het beroepschrift c.q. de kennisgeving door verweerder, zodat nog steeds sprake is van een spoedige beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM.De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond van eiser daarom niet leidt tot het oordeel dat de bewaring van eiser onrechtmatig is verlengd of onrechtmatig voortduurt sinds deze verlenging.
14. Met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is,ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de verlenging van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Gelet op de in punt 12 vastgestelde schending van de inlichtingenplicht door verweerder, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.