ECLI:NL:RBDHA:2023:16100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.8118
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische moeder en haar kinderen op grond van veiligheid en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Georgische moeder en haar minderjarige kinderen. De moeder had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de moeder, die stelde dat zij en haar kinderen bij terugkeer naar Georgië een reëel risico op ernstige schade lopen, onder andere vanwege huiselijk geweld en de medische situatie van haar zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris het asielrelaas geloofwaardig achtte, maar dat Georgië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië in haar specifieke omstandigheden niet veilig is. De rechtbank heeft ook de medische situatie van de zoon in overweging genomen, maar oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom deze omstandigheden geen aanleiding gaven voor het verlenen van een asielvergunning. De rechtbank concludeerde dat de moeder niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8118

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

en haar minderjarige kinderen:
[zoon] ,v-nummer: [nummer] ,
[dochter], v-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. C.D.G. IJzendoorn).

Inleiding1. Bij het bestreden besluit van 10 maart 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder behelst het besluit een voorlopig uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek ter zitting is vervolgens aangehouden. Afgesproken is dat de gemachtigde nog brieven van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN), waarnaar hij had verwezen, aan het dossier zal toevoegen. De staatssecretaris zal vervolgens nog de gelegenheid krijgen om daarop te reageren. De stukken zijn vervolgens toegevoegd aan het dossier. De staatssecretaris heeft daar niet meer op gereageerd.
1.3.
Aan de partijen is gevraagd of een nadere zitting achterwege kon worden gelaten. De staatssecretaris heeft aangegeven graag een nadere zitting te willen. De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 30 juni 2023 nader op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Na de sluiting van het onderzoek, zijn er nog diverse stukken aan het dossier toegevoegd. Het gaat onder meer om een beslissing van de staatssecretaris van 11 augustus 2023, waarin de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 Vw 2000 ten aanzien van [zoon] wordt afgewezen, en een daartegen ingediend bezwaarschrift met bijbehorende producties. De rechtbank gaat ervan uit dat deze stukken uitsluitend ter informatie zijn toegevoegd aan het dossier. In deze procedure gaat het namelijk (alleen) om de beoordeling van het asielverzoek van eiseres, mede ten behoeve van haar kinderen, en niet over de toepassing van artikel 64 Vw 2000; dat laatste volgt ook uit het feit dat daarover een aparte procedure wordt gevoerd. Bovendien heeft geen van partijen verzocht om deze stukken te betrekken bij de beoordeling van dit beroep. De rechtbank ziet in deze stukken daarom geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.
3. Eiseres heeft de Georgische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1980. Zij heeft op 3 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Aan haar asielaanvraag heeft zij het volgende ten grondslag gelegd.
De vader van haar kinderen/ haar ex-man mishandelde haar zoon [zoon] regelmatig, al vanaf jonge leeftijd. Dit leidde tot ernstige verwondingen bij haar zoon. [zoon] heeft als gevolg daarvan een ernstige psychische stoornis ontwikkeld. Dit leidt tot agressief gedrag, ook tegen de dochter van eiseres, [dochter] . [zoon] heeft een complexe diagnose gekregen. In Georgië is hij hiervoor vier jaar lang behandeld, wat de situatie alleen maar heeft verslechterd omdat de behandeling niet juist was. In Nederland hoopt eiseres een betere behandeling voor haar zoon te krijgen.
4. Het asielrelaas bevat de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen in de privésfeer.
5. De staatssecretaris acht het asielrelaas geloofwaardig. Het element medische behandeling van [zoon] wordt niet relevant geacht. De staatssecretaris stelt zich verder op het standpunt dat Georgië beschouwd kan worden als veilig land van herkomst en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië ten aanzien van haar persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
Bestaat er een reëel risico op ernstige schade?
6. Eiseres voert aan dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat zij bij uitzetting naar het land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade. Haar zoon heeft een onjuiste medische behandeling gehad in Georgië en hij heeft verkeerde medicatie voorgeschreven gekregen. Het advies van de psychologen was om haar zoon niet naar school te sturen en thuis te houden. De Georgische autoriteiten kiezen een makkelijke weg om deze kinderen letterlijk en figuurlijk weg te stoppen. Verder is haar zoon twee keer naar een afgesloten psychiatrische kliniek verplaatst en op ongebruikelijke manier behandeld. Hij is met zware medicatie in slaap gehouden met de gevolgen van dien: zwak immuunsysteem, zwakke benen, verlies van kracht en psychische/mentale complicaties met overreacties. Dit gebeurt niet eens bij volwassenen. Bij terugkeer zullen zij in hetzelfde foute systeem terugkeren. In onderling samenhang moet worden bezien dat zij ook geen “veilige haven” hebben om naar terug te keren, omdat zij dakloos zijn geraakt en omdat de ex-partner eiseres nog steeds telefonisch bedreigt.
Aan eiseres mag verder niet tegengeworpen worden dat zij niet voldoende heeft gedaan om te klagen bij de Georgische autoriteiten. De Georgische autoriteiten staan onverschillig ten opzichte van de bescherming van burgers. De politie is vaak aanwezig geweest bij de incidenten, maar heeft in feite niets gedaan en niet willen helpen of voorkomen dat het erger werd. Het gezin werd enkel tijdelijk meegenomen naar het politiebureau, en vervolgens is de zaak niet opgepakt. Daarmee staat vast dat de Georgische politie hun niet heeft kunnen en willen helpen. Het vertrouwen in de Georgische politie is er ook niet omdat de ex-partner/vader relaties heeft bij de Georgische politie/autoriteiten, die een hand boven zijn hoofd hebben gehouden. Ook is eiseres bedreigd door de Georgische politie: als zij naar buiten zou komen, zouden zij haar zoon van haar afzonderen en naar een afgesloten psychiatrische kliniek brengen. Eiseres verwijst in dit verband nog naar de brief van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van 29 oktober 2021. Daaruit blijkt dat in Georgië misbruik wordt gemaakt van machtsposities en dat onpartijdig onderzoek daarnaar uitblijft. Eiseres heeft zich tevergeefs tot de rechter, de politie en het Openbaar Ministerie (OM) gewend. Het OM had haar ex-partner kunnen en moeten vervolgen. Zij heeft de rechter verzocht om de politie/het OM op te dragen nader onderzoek te doen naar de misdrijven van haar ex-partner. Hier is niets mee gedaan. In de positie waarin eiseres verkeert, is het voor haar doodeng om aangifte te doen bij een politie die hen in de steek heeft gelaten.
Ter zitting is nog naar voren gebracht dat eiseres geen aangifte heeft gedaan maar wel heeft geklaagd. Het OM had daarom onderzoek moeten doen. Ook lag er een opdracht van de Georgische sociale dienst; medewerkers daarvan zijn getuige geweest. Er lag genoeg bewijs. Het een en ander blijkt ook uit de uitspraken die de Georgische rechter heeft gedaan. Er is echter geen strafrechtelijk onderzoek gedaan. Uit de overgelegde stukken van VWN blijkt dat de wetgeving er is gekomen om vrouwen die worden behandeld beter te beschermen maar dat er in de praktijk niet veel is veranderd. Eiseres heeft ook een klacht ingediend over de medische behandeling van [zoon] ; ook daar is niets mee gedaan. Ook op dat punt zijn de autoriteiten onverschillig.
Het is onduidelijk welke behandeling het beste is voor [zoon] . Het is de vraag of het terugsturen naar Georgië bij hem niet zal zorgen voor (verhoogde) stress en onherstelbare schade en daarmee het risico om alsnog in een psychiatrische instelling geplaatst te worden met alle uitgelegde gevolgen van dien. Volgens de specialist kan vreemd gedrag razendsnel optreden bij [zoon] waardoor hij fysiek agressief wordt en hoog risico op letsel bestaat: ‘suïcidaal en hoog risico op letsel’. Dit speelt volgens de specialist zowel nu als in de toekomst (dus ook binnen drie maanden hierna). Hieruit volgt volgens eiseres dat uitzetting naar Georgië in strijd is met artikel 3 van het EVRM waarbij eiseres zich beroept op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 13 december 2016 inzake Paposhvili tegen België. [1]
6.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres met haar verklaringen niet
aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië voor haar persoonlijk niet kan worden
aangemerkt als veilig land van herkomst. Er was sprake van conflicten in de privésfeer. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om aangifte te doen tegen de vader van haar kinderen. De politie heeft een actieve en doorslaggevende rol ingenomen toen eiseres een paspoort wilde laten aanmaken, waar haar voormalige partner daarvoor eerst geen toestemming voor gaf. Hieruit komt het beeld naar voren dat de Georgische autoriteiten haar terzijde staan als het gaat om haar recht op rechtsbescherming. Dat een rechter geen maatregelen tegen haar voormalige partner heeft opgelegd, doet daar niet aan af. Het ligt namelijk op de weg van eiseres om zich in voorkomende situaties weer bij de autoriteiten of hogere instanties te melden. De bedenking van eiseres dat vrouwen in algemene zin niet beschermd worden en dat op het nieuws over vermoorde echtgenotes wordt gesproken, doet daaraan niet af. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er voor haar in Georgië geen mogelijkheden zijn om tegen haar problemen de bescherming van de (hogere) autoriteiten of daartoe geëigende instanties in te roepen. Het is aan betrokkene om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor haar gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos is. Eiseres heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De verklaring van eiseres, dat haar ex-partner kennelijk connecties heeft bij de autoriteiten, is slechts gebaseerd op vermoedens en is derhalve niet aannemelijk. Dat eiseres bij terugkeer dakloos zal zijn ziet toe op economische problemen en valt derhalve niet onder de problemen zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.
Ter zitting is daar nog aan toegevoegd dat eiseres er zelf voor heeft gekozen om geen verdere bescherming te zoeken en dat zij geen klachten heeft ingediend tegen behandelaars van [zoon] en geen aangifte heeft gedaan.
6.2.
Niet in geschil is dat Georgië kan worden beschouwd als veilig land van herkomst. Gelet daarop zal eiseres aannemelijk moeten maken dat Georgië in haar specifieke omstandigheden toch niet veilig is. Zij zal daartoe, gezien artikel 3.106b, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), aannemelijk moeten maken waarom zij in haar geval niet naar dat land kan terugkeren. Door het rechtsvermoeden dat zij uit een veilig land van herkomst afkomstig is, zal daarbij een hoge bewijsdrempel gelden. [2]
Anders dan eiseres in beroep heeft gesteld, is het dus niet aan de staatssecretaris om aan te tonen dat zij “zonder beperkingen” kan terugkeren naar haar land van herkomst.
6.3.
Eiseres heeft deze bewijsdrempel naar het oordeel van de rechtbank niet gehaald. Hieronder wordt toegelicht waarom dat zo is.
Ten aanzien van de problemen met de vader van de kinderen
6.4.
Het is voorstelbaar is dat eiseres het moeilijk vindt om (nogmaals) aangifte te doen tegen de vader van haar kinderen of om bij de hogere Georgische autoriteiten te klagen over het niet strafrechtelijk vervolgen van haar ex-partner. Toch stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om bij de (hogere) Georgische autoriteiten de bescherming in te roepen. De staatssecretaris heeft in dit verband allereerst terecht gewezen op het feit dat eiseres aangifte heeft kunnen doen tegen haar ex-partner en uit het feit dat de politie een actieve en doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het aanvragen van de paspoorten voor de kinderen en de toestemming die daarvoor nodig was van hun vader. De rechtbank voegt daar aan toe dat eiseres (deels) in het gelijk is gesteld in een familierechterlijke procedure over de kinderen. Ook heeft zij hulp gekregen van de sociale dienst. Hieruit volgt dat eiseres wel hulp heeft gekregen van de Georgische autoriteiten. De omstandigheid dat de bescherming niet afdoende was of dat de ex-partner niet strafrechtelijk is vervolgd voor mishandeling van eiseres of de kinderen, terwijl daar volgens haar wel voldoende aanleiding voor bestond, maakt dat niet anders. De staatssecretaris wijst er in dit verband namelijk terecht op dat het op de weg van eiseres ligt om zich weer bij de Georgische autoriteiten of hogere instanties te melden.
De verwijzing naar de brieven van VWN leiden niet tot een ander oordeel. De brief van VWN van 29 oktober 2021 gaat over de werkwijze van de speciale veiligheidsdienst in Georgië. De rechtbank ziet de relevantie van deze brief voor deze zaak niet, aangezien eiseres geen problemen heeft gehad met deze veiligheidsdienst. Uit de brief van VWN van 21 april 2023 “Georgië – Huiselijk geweld” volgt dat de positie van vrouwen, die het slachtoffer zijn geweest van seksueel of huiselijk geweld, moeilijk is en dat deze vrouwen huiverig zijn om aangifte te doen. De Georgische autoriteiten treden ook niet altijd voortvarend op en de reactie van de politie is vaak ontoereikend. Het vervolgingspercentage is laag, er zijn tekortkomingen in de gerechtelijke procedures en de straffen van plegers van gender gerelateerd geweld zijn mild. Toch volgt uit de brief niet dat de Georgische autoriteiten onwelwillend zijn of dat het doen van aangifte bij voorbaat zinloos is. Vrouwen die het slachtoffer zijn van gender gerelateerd geweld, met inbegrip van seksueel geweld en huiselijk geweld, krijgen in alle juridische procedures gratis rechtsbijstand via de nationale dienst voor rechtsbijstand. Ook worden er bewustmakingscampagnes gevoerd over de rechten van vrouwen en de beschikbare rechtsmiddelen om hun rechten op te eisen. Er is sprake van aanzienlijke wetgevings- en beleidsmaatregelen ter bestrijding van gender gerelateerd geweld tegen vrouwen. Veranderende maatschappelijke attitudes hebben ertoe bijgedragen dat vaker aangifte wordt gedaan en de handhaving de laatste jaren enigszins is verbeterd.
Eiseres heeft aangevoerd dat de Georgische politie en justitie geen gevolg hebben gegeven aan de opdracht van de Georgische rechter, in twee uitspraken, om een strafrechtelijk onderzoek te starten. De rechtbank kan echter niet uit de overgelegde uitspraak afleiden dat een dergelijke opdracht is gegeven. Verder blijkt niet dat eiseres, zoals zij ter zitting heeft gesteld, (tevergeefs) aangifte heeft gedaan (of een klacht heeft ingediend) bij de sociale dienst. Enige onderbouwing hiervan ontbreekt.
De verklaring dat eiseres haar man connecties heeft bij de Georgische autoriteiten is enkel gebaseerd op vermoedens en is niet nader onderbouwd. Dit is daarom onvoldoende om aannemelijk te achten dat eiseres geen aangifte kan doen of dat dit zinloos of gevaarlijk zou zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië ten aanzien van haar (of haar kinderen) geen veilig land van herkomst of dat zij een reëel risico loopt om
in een situatie, als bedoeld in artikel 3 van het EVRM, terecht te komen vanwege de situatie met haar ex-partner.
De sociaal-economische omstandigheden
6.5.
Ten aanzien van de omstandigheid dat eiseres bij terugkeer dakloos zal zijn en de verwijzing naar de economische problemen, stelt de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat deze aspecten geen raakvlakken hebben met het Vluchtelingenverdrag dan wel met subsidiaire bescherming. [3]
De medische situatie van [zoon]
6.6.
Vooropgesteld moet worden dat uit het dossier blijkt dat [zoon] grote psychische problemen heeft en dat hij daarvoor een medische behandeling nodig heeft.
6.7.
[zoon] is in Georgië behandeld. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank al dat de Georgische autoriteiten (of instanties) niet onverschillig zijn. Ook hiervoor geldt dat eiseres, bij voorkomende problemen of ontevredenheid over de medische behandeling, kan klagen bij de (hogere) Georgische autoriteiten. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit bij voorbaat zinloos is.
6.8.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de vraag, of uitzetting in verband met de medische situatie leidt tot een schending van artikel 3 van het EVRM, wordt beoordeeld in het kader van de ambtshalve toets of uitstel van vertrek verleend moet worden op grond van artikel 64 van de Vw 2000 en dat het niet kan leiden tot verlening van een asielvergunning. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris, naar aanleiding van de overgelegde medische documenten, (alsnog) voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van een beslissing op de beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000. Daaraan is toegevoegd dat er geen terugkeerbesluit wordt opgelegd.
6.9.
Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [4] en van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, [5] volgt dat medische omstandigheden niet tot verlening van een asielvergunning kunnen leiden. Verder volgt hieruit dat in een asielprocedure bij een beroep op medische omstandigheden ook niet ambtshalve wordt beoordeeld of een ernstig zieke vreemdeling bij uitzetting een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, maar alleen of die vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris ook aangekondigd dat hij die beoordeling gaat doen. Er is om die reden voorlopig uitstel van vertrek verleend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het licht van het voorgaande voldoende gemotiveerd waarom de medische omstandigheden van [zoon] geen aanleiding geven tot een beoordeling van de vraag of zijn uitzetting in strijd is met artikel 3 van het EVRM of tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft terecht verwezen naar (de procedure over de beoordeling van) artikel 64 van de Vw 2000. Aangezien er voorlopig uitstel van vertrek is verleend en uitzetting niet aan de orde is, slaagt het beroep op het arrest Paposhvili niet. [6]
Uit wat is overwogen onder 2., volgt dat er inmiddels door de staatssecretaris is beoordeeld of de uitzetting van eiseres en haar kinderen in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Indien eiseres meent dat die beoordeling niet juist is, dan ligt het op haar weg om daarover te procederen in dat verband (hetgeen zij ook doet want zij heeft een bezwaarschrift ingediend). In de procedure over artikel 64 van de Vw 2000 kan eiseres naar voren brengen wat zij in deze procedure heeft aangevoerd, onder meer over (kennelijk) inadequate zorg die [zoon] in Georgië heeft gehad en over de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de medische voorzieningen bij terugkeer.
6.10.
Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgrond niet slaagt.
Humanitaire gronden
7. Eiseres voert verder aan dat een verblijf op humanitaire gronden dient te worden toegestaan. In de zienswijze is af te leiden dat zij zich in een schrijnende situatie bevinden, onder meer vanwege het huiselijk geweld en bedreigingen jegens eiseres en haar kinderen, en het geweld tegen [zoon] . Bij terugkeer loopt zijn gezondheid gevaar. Hij staat onder een medisch specialistische behandeling. De staatssecretaris is hier ten onrechte niet op ingegaan. De kans is groot dat als eiseres met haar kinderen terugkeert naar Georgië, zij geen bescherming zal genieten en dat haar kind zal worden weggestopt in een psychiatrische kliniek, alwaar zijn psychische situatie alleen maar zal verergeren. Er moet ook gekeken worden naar de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de voor [zoon] noodzakelijke medische zorg. In Georgië zullen zij geen veilig bestaan kunnen opbouwen; zij zullen op straat belanden.
7.1
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat gesteld noch gebleken is dat sprake is van overige bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om betrokkene op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, onder een beperking verband houdend met humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb.
Ter zitting is hier aan toegevoegd dat er een ambtshalve toets heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft eiseres in de zienswijze niet aangevoerd dat hetgeen zij in die zienswijze naar voren heeft gebracht gezien moest worden in het kader van een beroep op klemmende redenen van humanitaire aard, zodat de staatssecretaris daar in dat verband ook niet nader op in hoefde te gaan. In het Informatiebericht (IB) 2019/81 over de ‘Ambtshalve toets schrijnende situatie’, is uiteengezet hoe de ambtshalve toets tot stand komt. Het gaat om omstandigheden die in Nederland plaatsvinden en één omstandigheid is niet voldoende, het moet gaan om een samenstel van factoren. In deze zaak wordt alleen een beroep gedaan op de medische situatie en dreigende dakloosheid. Dat laatste deed zich al voor voordat eiseres hier naartoe ging, dus dat kan niet meegenomen worden in dit verband. De medische omstandigheden worden getoetst onder artikel 64 van het Vw 2000 en die procedure loopt, dus daar kan de staatssecretaris in dit verband ook niet zo veel mee.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de zienswijze voor hem geen aanleiding hoefde te vormen om te beoordelen of eiseres in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning wegens klemmende redenen van humanitaire aard of om nader te motiveren waarom die niet werd verleend. Eiseres heeft haar een schrijnende situatie namelijk uitsluitend geplaatst in het licht van artikel 3 van het EVRM en uitstel van vertrek op medische gronden. Zij heeft niet aangegeven dat zij in aanmerking wenste te komen voor een verblijfsvergunning wegens klemmende redenen van humanitaire aard. Uit de zienswijze kan ook niet afgeleid worden dat zij van mening was dat zij behoort tot één van de categorieën die staan genoemd in artikelen 14 van de Vw 2000 en artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb. Volgens het IB 2019/81 kan alleen een verblijfsvergunning worden toegekend bij een samenstel van schrijnende factoren en omstandigheden die zich in Nederland hebben voorgedaan. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is. Eiseres verwijst naar de traumatische gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in Georgië. Die worden weliswaar niet betwist, maar die hebben zich niet in Nederland voorgedaan. Ook de omstandigheden waarin zij bij terugkeer naar Georgië zal komen te verkeren zullen zich daar voordoen en zijn, gelet op het IB, niet relevant. De staatsecretaris kon daarom volstaan met de gegeven motivering.
Adequate opvang
8. Eiseres stelt tot slot dat het terugkeerbesluit onzorgvuldig is gemotiveerd. De invulling van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind betekent dat het belang van de zeer jonge kinderen van eiseres vereist dat zij en (dus) hun moeder direct opvang moeten krijgen in Georgië. De staatssecretaris dient in het (terugkeer)besluit specifiek te benoemen waar eiseres met haar kinderen veilig terug naar toe kunnen, maar heeft dat nagelaten. Daarmee is dit besluitonderdeel onvoldoende gemotiveerd, waarbij geen rekening is gehouden met de aangedragen feiten en omstandigheden.
8.1.
De beroepsgrond slaagt niet, alleen al vanwege het feit dat het besluit geen terugkeerbesluit bevat. In het bestreden besluit is immers expliciet overwogen dat het besluit niet geldt als een terugkeerbesluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.In dit arrest van 13 december 2016 (ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD 004173810) is geoordeeld dat onder zeer uitzonderlijke omstandigheden uitzetting in verband met de medische toestand van een vreemdeling een schending van artikel 3 van het EVRM kan opleveren.
2.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, r.o. 4.
3.Arrest van 18 december 2014, inzake M'Bodj, ECLI:EU:C:2014:2452; punt 44.
4.Arrest van 18 december 2014, inzake M'Bodj, ECLI:EU:C:2014:2452; punten 31-46.
5.Uitspraken van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1733 en van 24 augustus 2018, ro 6.4 e.v., ECLI:NL:RVS:2018:2815.
6.In dit arrest van 13 december 2016 (ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD 004173810) is geoordeeld dat onder zeer uitzonderlijke omstandigheden uitzetting in verband met de medische toestand van een vreemdeling een schending van artikel 3 van het EVRM kan opleveren.