ECLI:NL:RBDHA:2023:16747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.33973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 23 oktober 2023 een besluit ontvangen waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet werd opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de motivering van de maatregel niet duidelijk was en dat de rechtsgrondslag niet correct was aangekruist. Dit leidde tot de conclusie dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank heeft daarom de opheffing van de maatregel van bewaring met onmiddellijke ingang bevolen en eiser een schadevergoeding van € 1100,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 11 dagen. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 837,-, die door de verweerder moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met een schriftelijke afdoening van het beroep. Op 31 augustus 2023 heeft eiser de gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op diezelfde dag een verweerschrift ingediend. Op 2 november augustus 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat uit de motivering van de maatregel niet blijkt op welke rechtsgrondslag deze is gebaseerd. De motivering is primair opgebouwd uit een reeks tekstpassages waarvan de toepasselijke passage(s) moeten worden aangekruist. De maatregel bevat weliswaar tekstpassages die verwijzen naar artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, onder b [1] , onder c en onder d [2] van de Vw, maar verweerder heeft geen van deze verschillende wettelijke grondslagen aangekruist. Ook de verdere motivering van het besluit vermeldt niet op welke van deze onderscheiden grondslagen de maatregel is gebaseerd. Dit heeft onmiddellijk gevolgen voor de rechtmatigheid van de maatregel. Voor het inlezen van een niet aangekruiste grondslag bestaat geen ruimte, zo blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [3]
2. Het beroep is daarom gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met onmiddellijke ingang.
3. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank als zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 11 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 11 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1100,-.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 2 november 2023;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1100,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op pagina 1 van het bestreden besluit.
2.Op pagina 4 van het bestreden besluit
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3593), met daarin de verwijzing naar de uitspraak van 13 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2023:1528).