Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft in de periode van 2 december 2019 tot 12 september 2021 teveel salaris ontvangen. Eiseres heeft in die periode - naast ouderschapsverlof - 5,35 uur per week, afgerond 5,4 uur per week, aan roostervrije uren, genoten. Deze uren zijn ten onrechte aan haar uitbetaald.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft besloten dat de terugvordering rechtmatig is. Verweerder heeft daartoe het volgende aangevoerd. Eiseres heeft op 15 juni 2021 verzocht om aanpassing van haar volledige arbeidsduur naar 27,3 uur per week. Toen bleek dat haar arbeidsduur niet overeen kwam met haar uren in het rooster. Eiseres had wel ouderschapsverlof (OV) aangevraagd maar geen rekest ingediend voor de wekelijkse 5,4 roostervrije uren (RV). Pas in september 2021 is dit rekest ingediend en verwerkt en staat er op de loonstrook de juiste arbeidsduur van 27,3 uur per week terwijl zij feitelijk al vanaf 2 december 2019 die uren werkzaam was. Verweerder vindt dat eiseres redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat aan haar te veel salaris werd betaald en dat daarom niet van terugvordering moet worden afgezien. Verweerder verwijst daarbij naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroepwaaruit volgt dat van de ambtenaar een aanzienlijke mate van oplettendheid mag worden verwacht bij het controleren van afrekeningen en specificaties van zijn bezoldiging. Wel stelt verweerder zich, anders dan bij het primaire besluit, op het standpunt dat niet kan worden teruggevorderd wat eiseres in de maanden december 2019 en januari 2020 onverschuldigd is betaald nu deze maanden vallen buiten de periode van twee jaar na de dag van uitbetaling waarin het bestuursorgaan in het algemeen kan terugvorderen. Verweerder heeft vermeld dat, na inhoudingen in de maanden maart 2022 tot en met juli 2022, nog een bedrag van € 3.176,89 resteerde. Voor dit bedrag heeft eiseres tot 1 augustus 2023 uitstel van betaling gekregen.
3. Eiseres betoogt dat terugvordering van het teveel betaalde salaris in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Daartoe voert zij aan dat zij op 7 januari 2020 verweerder heeft gemaild dat zij nog haar volledige loon ontving en dat verweerder volgens vaste rechtspraak na zo’n signaal nog maar zes maanden heeft om haar salaris terug te vorderen. Verder beroept eiseres zich op het vertrouwensbeginsel. Zij heeft navraag gedaan bij de salarisafdeling van verweerder of alles in orde was en haar is aangegeven dat alles klopte. Voorts voert eiseres aan dat verweerder op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel dan wel het evenredigheidsbeginsel moet afzien van (een deel van) de invordering, nu haar geen verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft haar salaris onverwacht teruggebracht naar het niveau van de beslagvrije voet, terwijl zij maandelijkse financiële verplichtingen had.
Het oordeel van de rechtbank
4. Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank het volgende af. Bij e-mail van 7 januari 2020 heeft eiseres aan [naam 3] , werkzaam bij het interne bedrijfsbureau BOSS, geschreven, voor zover van belang:
“Ik ben even benieuwd of alles nu geregeld is voor mijn RV en OV?
Als het goed is heeft de planning een TOD berekening gestuurd naar jullie.
Ik weet nu dat ik 5,35 uur OV en 5,35 uur RV per week opneem.
Op dit moment krijg ik nog mijn volledige loon en vakantiedagen ik neem aan dat dit nog aangepast gaat worden.”
Bierman heeft het bericht van eiseres op 7 januari 2020 doorgestuurd aan een collega met het verzoek dit uit te zoeken en eiseres te beantwoorden. Uit de e-mailwisseling tussen eiseres en het bedrijfsbureau in de periode hierna volgt dat er nog geen formulier voor het aanvragen van ouderschapsverlof is opgemaakt en dat dit alsnog moet gebeuren.
Op 21 januari 2020 heeft [naam 4] van bedrijfsbureau BOSS eiseres een formulier toegestuurd betreffende het ouderschapsverlof. Bij e-mail van dezelfde dag heeft eiseres [naam 4] hulp gevraagd bij het invullen daarvan.
Vanaf 27 februari 2020 heeft eiseres contact gehad met [naam 5] (hierna: [naam 5] ), senior medewerker van bedrijfsbureau BOSS over het invullen van het formulier. Zo heeft eiseres [naam 5] bij e-mail van 9 maart 2020 geschreven dat zij er niet uitkwam hoe zij haar rooster moest invullen op het formulier.
Eiseres stuurt het formulier ingevuld en ondertekend op 19 mei 2020 aan het bedrijfsbureau BOSS retour en schrijft:
“Het heeft even mogen duren maar ik heb alle handtekeningen binnen.
Hopelijk is het nu snel geregeld.”
Bij e-mail van 9 juni 2020 heeft [naam 5] eiseres geschreven dat zij op het formulier had aangegeven dat zij 5,35 uur per week ouderschapsverlof wilde, maar dat dit niet kan omdat het systeem maar 1 cijfer achter de komma kan verwerken. Eiseres vraagt dan op 16 juni 2020 of ze met 5,3 uitkomt of 5,4 nodig heeft. [naam 5] mailt aan eiseres diezelfde dag terug dat ze met 5,3 uur uitkomt en vraagt of dit kan worden doorgegeven aan DCHR. Hierna antwoord eiseres:
“Ja, graag. Dankjewel.
Is ook mijn RV dag dan nu in orde?
Zodra DCHR alles heeft wordt dan alles verrekend met elkaar?Krijg ik dan een nieuw overzicht met mijn verlofuren, jaaropgave etc?”
[naam 5] antwoordt op 16 juni 2020:
“
Ja DCHR zal dan alles verwerken en juist in het systeem zetten.“
Zes-maandenjurisprudentie
5. Op grond van de zogeheten zes-maandenjurisprudentie wordt de bevoegdheid van een bestuursorgaan om onverschuldigd betaald loon terug te vorderen in de tijd beperkt indien het niet adequaat reageert op voldoende concrete signalen van een (gewezen) ambtenaar waaruit kan worden afgeleid dat te veel of ten onrechte loon wordt verstrekt. Na een dergelijk signaal heeft het bestuursorgaan nog maximaal zes maanden de tijd om tot actie over te gaan. Over de periode gelegen na die zes maanden is het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel om nog gebruik te maken van de bevoegdheid tot terugvordering.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is de e-mail van 7 januari 2020 niet een voldoende concreet signaal dat eiseres - vanwege het niet juist verwerken van haar roostervrije uren - teveel loon ontving. In deze e-mail vraagt eiseres slechts na of alles voor haar RV en OV is geregeld en geeft eiseres aan dat zij op dat moment wist dat zij 5,35 uur per week RV en 5,35 uur OV wil opnemen. Ook geeft ze aan dat ze op dat moment nog haar volledige loon en vakantiedagen krijgt en dat ze aanneemt dat dit nog aangepast gaat worden. Bovendien is niet gebleken dat eiseres op dat moment haar RV (en OV) al had aangevraagd zodat op dat moment nog geen sprake was van onverschuldigd betaald loon. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet binnen zes maanden na deze e-mail het onverschuldigd betaalde loon terug te vorderen.
7. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de belanghebbende aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de e-mail van [naam 5] waarin staat dat DCHR alles zal verwerken en juist in het systeem zal zetten redelijkerwijs niet worden afgeleid dat verweerder eventueel teveel betaald loon niet zou terugvorderen. De e-mail moet worden bezien in de context van de correspondentie over het formulier betreffende ouderschapsverlof, waarbij eiseres in eerste instantie niet volledig duidelijk was hoe dit moest worden ingevuld en dat vervolgens naar de mening van [naam 5] niet helemaal juist was ingevuld. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank voor de hand dat [naam 5] met de e-mail van 16 juni 2020 heeft bedoeld dat het formulier op dat moment volledig en juist was ingevuld en dat verweerder dat formulier zou verwerken. Bovendien reageert [naam 5] op een e-mail van eiseres waarin zij vraagt of verweerder alles zou verrekenen. Hieruit leidt de rechtbank af dat partijen de mogelijkheid open hielden dat teveel en/of te weinig betaalde bedragen door verweerder zouden worden teruggevorderd dan wel uitbetaald.
9. Voor het oordeel dat verweerder van invordering had moeten afzien ziet de rechtbank in het aangevoerde geen aanleiding. Volgens vaste rechtspraak mag van de ambtenaar een aanzienlijke mate van oplettendheid worden verwacht bij het controleren van afrekeningen en specificaties van zijn bezoldiging.Eiseres heeft tot september 2021 loonstroken ontvangen waarop een arbeidsduur van 38 uur stond. Na juni 2020 heeft eiseres niet meer aan de bel getrokken. Hoewel verweerder adequater had kunnen handelen naar aanleiding van de verwijzingen van eiseres naar roostervrije uren in bovenstaande e-mails uit 2020, is de situatie naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar met het handelen van het bestuursorgaan in de zaak die heeft geleid tot de door eiseres genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2018.
10. Op grond van artikel 10c van de Wet ambtenaren defensie kan met verschuldigde bezoldiging worden verrekend hetgeen de ambtenaar als zodanig aan Onze Minister verschuldigd is. Dit is een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Aangezien verweerder niet verplicht is tot verrekening over te gaan, geldt dat verweerder de bij de verrekening betrokken belangen dient af te wegen en dat de nadelige gevolgen van het besluit om tot verrekening over te gaan niet onevenredig mogen zijn aan het met het besluit te dienen doel.De rechtbank ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder eiseres uitstel van betaling heeft verleend voor een bedrag van € 3.176,89. Dat eiseres maandelijkse verplichtingen heeft, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te oordelen dat de beslissing tot verrekening onevenredig was.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.