In deze hersteluitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en volgt de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2023, waarin werd geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep, waaronder eiser valt, te beëindigen. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat de voornemenprocedure correct is gevolgd. Eiser's argumenten over het evenredigheidsbeginsel worden verworpen, omdat de rechtbank van mening is dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet onevenredig is in verhouding tot het doel van de Richtlijn 2001/55/EG. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belangen onevenredig worden geschaad en dat hij de mogelijkheid heeft om een reguliere verblijfsvergunning aan te vragen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 november 2023 en vervangt de eerdere uitspraak van 13 november 2023 zonder wijziging van de uitspraakdatum.