ECLI:NL:RBDHA:2023:17752
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag van Pakistaanse ahmadi in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van een Pakistaanse eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 9 oktober 2023 afgewezen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiseres, geboren op 10 december 1998, heeft op 14 juni 2023 haar asielaanvraag ingediend, maar Duitsland had eerder op 10 augustus 2021 een asielaanvraag van haar afgewezen. De rechtbank heeft op 15 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiseres niet aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat er geen evident en fundamenteel verschil is in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Duitsland voor Pakistaanse ahmadi's. Eiseres stelt dat zij niet aan Duitsland kan worden overgedragen vanwege een reëel risico op indirect refoulement, maar de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare informatie mag vertrouwen op een zorgvuldige beoordeling door de Duitse autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen concrete aanknopingspunten heeft overlegd die aantonen dat het Duitse beleid fundamenteel anders is dan het Nederlandse beleid.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid geen bijzondere individuele omstandigheden heeft hoeven aanvaarden die een overdracht van eiseres zouden maken tot een onevenredige hardheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.