ECLI:NL:RBDHA:2023:1789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
NL23.3028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was op 14 november 2022 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 7 februari 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder het indienen van een aanvraag voor een laissez-passer bij de Marokkaanse autoriteiten en het voeren van vertrekgesprekken met eiser. De rechtbank concludeert dat de gronden die eiser aanvoert summier zijn en dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3028

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 7 februari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 november 2022. [1] Vervolgens is al eerder vervolgberoep ingesteld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 januari 2023. [2] In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 2 januari 2023, rechtmatig is.
4. De gronden die eiser aanvoert in dit beroep zijn summier. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Sinds 3 januari 2023 heeft verweerder slecht eenmaal gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en slechts één vertrekgesprek gevoerd met eiser. Daarnaast is er geen zicht op uitzetting van eiser naar Marokko binnen een redelijke termijn. Eiser verblijft bijna drie maanden in vreemdelingenbewaring en tot op heden hebben de Marokkaanse autoriteiten nog niet gereageerd op de aanvraag voor een laissez-passer (lp). Volgens eiser is algemeen bekend dat Marokko niet meewerkt aan lp-verzoeken.
5. De rechtbank stelt voorop dat deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 3 januari 2023 onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 14 november 2022 [4] heeft geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko in deze zaak ontbreekt. Met wat eiser heeft aangevoerd heeft hij nog altijd geen concrete aanknopingspunten gegeven voor het oordeel dat geen sprake is van zicht op uitzetting. De enkele omstandigheid dat op dit moment nog geen lp voor hem is verstrekt, is daarvoor onvoldoende. Daarbij betrekt de rechtbank dat de lp-aanvraag pas op 28 november 2022 aan de Marokkaanse autoriteiten is verzonden en dat de Marokkaanse autoriteiten niet hebben aangegeven dat zij geen lp voor eiser zullen afgeven.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Immers, er is een lp-aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en verweerder heeft sindsdien regelmatig – voor het laatst op 12 januari 2023 - schriftelijk gerappelleerd. Daarnaast heeft verweerder op 2 januari 2023 en 1 februari 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd.
7. De rechtbank ziet ten slotte ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het
voortduren van de bewaring onrechtmatig is. [5]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde
publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.In de zaak NL22.23222, ECLI:NL:RBDHA:2022:12966.
2.In de zaak NL22.26522, ECLI:NL:RBDHA:2023:84.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de