ECLI:NL:RBDHA:2023:1814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
NL22.6815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig terugkeerbesluit en inreisverbod voor Nigeriaanse eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende een Nigeriaanse eiser die een terugkeerbesluit en een inreisverbod had ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser tijdens het gehoor voldoende concrete aanknopingspunten bevatten voor de verweerder om nader onderzoek te doen naar een mogelijk afgeleid verblijfsrecht in Nederland of Italië. De rechtbank stelde vast dat de verweerder ten onrechte niet had doorgevraagd naar deze verklaringen en geen nader onderzoek had gedaan, waardoor het terugkeerbesluit en het inreisverbod onzorgvuldig tot stand waren gekomen en onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank vernietigde daarom zowel het terugkeerbesluit als het inreisverbod en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank oordeelde verder dat de verweerder in de proceskosten van de eiser moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering bij besluiten die de rechten van vreemdelingen raken, vooral in het kader van gezinsleven en verblijfsrechten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6815

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Q. Bousmaha).

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

De achtergrond van het geschil
1. Eiser is geboren op [datum 1] 1981 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij stelt een vrouw te hebben genaamd [vrouw] , geboren op [datum 2] 1984 met de Nigeriaanse nationaliteit. Zij heeft een verblijfsvergunning en woonplaats in Nederland. Eiser stelt dat hij samen met zijn vrouw drie kinderen heeft tussen één en zes jaar oud.
Verweerders besluit
2. Verweerder heeft aan eiser een inreisverbod opgelegd en een terugkeerbesluit uitgevaardigd, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Als zware gronden heeft verweerder gemeld dat eiser op 2 maart 2022 op de grenspost een valse verblijfsvergunning van Polen heeft aangeboden. Verweerder heeft als lichte gronden vermeld dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, verdachte is van een misdrijf (het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften) en arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd een terugkeerbesluit en een inreisverbod aan eiser heeft uitgevaardigd. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Is het onderzoek zorgvuldig geweest?
4. Uit de uitspraken van de Afdeling van 28 juni 2021 [1] en 30 augustus 2021 [2] volgt dat in het geval een vreemdeling voorafgaand aan het nemen van een terugkeerbesluit geen aanvraag om toetsing aan het EU-recht heeft ingediend, het in de eerste plaats aan hem is om tijdens het gehoor concrete aanknopingspunten aan te dragen die erop duiden dat hij op grond van het Unierecht een afgeleid verblijfsrecht heeft. Verweerder moet vervolgens, mede op basis van het geheel aan verklaringen, al dan niet ondersteund met documenten, beoordelen of sprake is van voldoende concrete aanknopingspunten die erop duiden dat de vreemdeling een afgeleid verblijfsrecht heeft. Dit hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Verweerder moet doorvragen door concrete vervolgvragen te stellen of de vreemdeling tijdens het gehoor in de gelegenheid te stellen zijn verklaringen toe te lichten of met documenten te onderbouwen. [3] Als de verklaringen van de vreemdeling dan voldoende concrete aanknopingspunten bieden, is verweerder gehouden het mogelijke bestaan van een afgeleid verblijfsrecht nader te onderzoeken. De vreemdeling heeft op die manier de mogelijkheid om zijn persoonlijke omstandigheden in voldoende mate uiteen te zetten en het stelt verweerder in staat rekening te houden met de belangen van de vreemdeling wanneer hij een terugkeerbesluit neemt.
4.1
De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het gehoor van 25 maart 2022 desgevraagd heeft verklaard dat hij een Italiaanse werkvergunning heeft. Op de vraag of sprake is van familie- of gezinsleven dat eiser in Nederland of elders in de Europese Unie uitoefent, heeft eiser verklaard dat hij in Italië is getrouwd met zijn echtgenote en dat zij al zeven jaar in Nederland woont en hier een verblijfsvergunning heeft. Hij heeft ook gezegd dat hij met zijn echtgenote drie kinderen heeft met de Nederlandse nationaliteit en dat de kinderen bij zijn echtgenote in Nederland wonen. Eiser verklaart tijdens het gehoor alle drie de kinderen te hebben erkend en dat zijn trouwakte is ingeschreven in Nederland. Uit het samenstel van deze verklaringen blijkt dat eiser voldoende concrete aanleiding heeft gegeven voor verweerder om nader onderzoek te doen naar eisers familieleven met zijn kinderen en een mogelijk verblijfsrecht van eiser in Italië.
4.2
De rechtbank stelt vast dat op de hiervoor weergegeven verklaringen van eiser over zijn vrouw en kinderen tijdens het gehoor niet is doorgevraagd. Zo blijkt uit het verslag van het gehoor niet dat eiser is gevraagd in hoeverre hij voor zijn kinderen zorgt. Ook is niet doorgevraagd naar een eventuele Italiaanse werkvergunning. Dat had onder de gegeven omstandigheden wel gemoeten. Verweerder had eiser in de gelegenheid kunnen stellen om zijn verklaringen met documenten te onderbouwen of contact kunnen opnemen met eisers echtgenote. Dit geldt temeer omdat eiser heeft verklaard dat zijn vrouw alle papieren kan regelen om de juistheid van zijn verklaringen aan te tonen. Op basis van de vervolgens verkregen informatie had verweerder kunnen beoordelen of eiser voldoende concrete aanknopingspunten voor het mogelijke bestaan van een afgeleid verblijfsrecht of verblijfsrecht in Italië naar voren heeft gebracht en of verweerder daarnaar nader onderzoek zou moeten doen. In dit geval is het gehoor te beperkt geweest om daarover een deugdelijke beoordeling te kunnen maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het terugkeerbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Is het terugkeerbesluit voldoende gemotiveerd?
4.3
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat uit het terugkeerbesluit niet blijkt dat verweerder de verklaringen van eiser kenbaar bij de beoordeling heeft betrokken. Verweerder heeft om die reden het terugkeerbesluit ook onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt om de voorgaande redenen het terugkeerbesluit.
Heeft verweerder zorgvuldig alle belangen gewogen?
5. In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen over het moeten doorvragen naar het mogelijk gezinsleven van eiser, is de rechtbank van oordeel dat dit ook van belang was geweest in het kader van de artikel 8 EVRM [4] belangenafweging bij het inreisverbod. Vaststaat dat eiser zijn kinderen heeft erkend, dat zij wonen bij hun moeder in Nederland en dat eiser met de moeder van zijn kinderen gehuwd is. Hierdoor lag het op de weg van verweerder om eiser nader te bevragen naar zijn rol in het leven van zijn kinderen. Verweerder moet, indien er een nieuw besluit wordt genomen, deze beoordeling alsnog maken op basis van alle relevante omstandigheden.
Wat betekent het voorgaande voor het inreisverbod?
6. Nu het terugkeerbesluit wordt vernietigd komt daarmee ook de grondslag voor het inreisverbod te vervallen. Het besluit voor zover dat ziet op het inreisverbod zal daarom ook worden vernietigd.
Conclusie
7.
Het beroep tegen het terugkeerbesluit en het beroep tegen het inreisverbod is gegrond. Gelet op de onzorgvuldige voorbereiding en ondeugdelijke motivering van verweerder wordt het bestreden besluit vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. Indien verweerder een nieuw besluit neemt dan moet verweerder dit binnen tien weken doen.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit gegrond;
- verklaart het beroep tegen het inreisverbod gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit wat het terugkeerbesluit betreft;
- vernietigt het bestreden besluit wat het inreisverbod betreft;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.