In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende een Nigeriaanse eiser die een terugkeerbesluit en een inreisverbod had ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser tijdens het gehoor voldoende concrete aanknopingspunten bevatten voor de verweerder om nader onderzoek te doen naar een mogelijk afgeleid verblijfsrecht in Nederland of Italië. De rechtbank stelde vast dat de verweerder ten onrechte niet had doorgevraagd naar deze verklaringen en geen nader onderzoek had gedaan, waardoor het terugkeerbesluit en het inreisverbod onzorgvuldig tot stand waren gekomen en onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank vernietigde daarom zowel het terugkeerbesluit als het inreisverbod en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank oordeelde verder dat de verweerder in de proceskosten van de eiser moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering bij besluiten die de rechten van vreemdelingen raken, vooral in het kader van gezinsleven en verblijfsrechten.