ECLI:NL:RBDHA:2023:18207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
22/1328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen weigering omgevingsvergunning voor transformatie bedrijfspand naar woningen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van HSE Ontwikkeling B.V. tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen om een omgevingsvergunning te verlenen voor het transformeren van een bedrijfspand naar negen woningen. De rechtbank constateert dat de vergunning aanvankelijk was verleend, maar later is herroepen. Eiseres heeft na het bestreden besluit een nieuwe aanvraag ingediend, die inmiddels is goedgekeurd, waardoor de verlening van de omgevingsvergunning in rechte onaantastbaar is geworden. Dit betekent dat eiseres haar bouwplan kan uitvoeren.

De rechtbank heeft eiseres gevraagd naar haar procesbelang bij het doorzetten van het beroep tegen het bestreden besluit. Eiseres heeft aangegeven dat zij belang heeft bij de vernietiging van het bestreden besluit om de onrechtmatigheid ervan vast te stellen. De rechtbank oordeelt echter dat dit onvoldoende is om procesbelang aan te nemen, aangezien eiseres geen schade heeft geleden door het bestreden besluit en haar doel al is bereikt met de nieuwe vergunning.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2023 in de zaak tussen

HSE Ontwikkeling B.V., uit Zaandam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Turenhout),
en

het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen, verweerder

(gemachtigde: R. Oosterhuis).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [derde-partij 1] en [derde-partij 2] uit [woonplaats] en [derde-partij 3] uit [woonplaats].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om een omgevingsvergunning te verlenen voor het transformeren van een bedrijfspand naar negen woningen gelegen aan de [adres] in [plaats].
1.1
Verweerder heeft deze omgevingsvergunning in eerste instantie in het besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) verleend. In het besluit van 18 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit echter herroepen en de vergunning alsnog geweigerd.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De derde-partijen hebben ook schriftelijk op het beroep gereageerd.
1.5
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiseres procesbelang heeft bij deze beroepsprocedure en dient het beroep niet-ontvankelijk te verklaren indien het procesbelang ontbreekt.
2. Vast staat dat eiseres na het bestreden besluit een nieuwe aanvraag heeft ingediend om verlening van de omgevingsvergunning voor het transformeren van een bedrijfspand naar negen woningen. Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft verweerder deze omgevingsvergunning met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure verleend. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 13 februari 2023 het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. [1] De verlening van de omgevingsvergunning is inmiddels in rechte onaantastbaar. Dit betekent dat eiseres het bouwplan kan uitvoeren.
3. De rechtbank heeft naar aanleiding hiervan aan eiseres gevraagd welk belang zij nog heeft bij het doorzetten van het beroep tegen het bestreden besluit. Eiseres heeft in de brief van 25 mei 2023 laten weten dat zij nog belang heeft bij de vernietiging van het bestreden besluit, omdat dan de onrechtmatigheid van dit besluit vast staat.
4. Zoals door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is geoordeeld [2] hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend (hoger) beroep alleen inhoudelijk te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep [3] . Het doel dat eiseres met het voeren van deze procedure voor ogen staat (of stond), is dat zij haar bouwplan kan uitvoeren. Zoals is overwogen onder 2 kan eiseres dit met de op 27 oktober 2022 aan haar verleende omgevingsvergunning. Dat maakt dat zij geen actueel en reëel belang meer heeft bij de behandeling van het beroep tegen het bestreden besluit. Dat eiseres wil dat de onrechtmatigheid van het bestreden besluit komt vast te staan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om procesbelang aan te nemen. Daarbij geldt dat eiseres niet heeft gesteld dat zij schade heeft geleden door het bestreden besluit.

Conclusie

5. Nu eiseres geen procesbelang meer heeft, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk zal beoordelen.
6. Nu het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat gaan aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Ciftci-Ibis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.