ECLI:NL:RBDHA:2023:18437
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 18 augustus 2023 te horen gekregen dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, behandeld op 7 november 2023. Eiser stelde dat hij in Oekraïne internationale bescherming heeft en dat hij tot de aangewezen doelgroep van de Richtlijn behoort. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen, aangezien hij enkel een onvertaald stuk had overgelegd en geen vertaling of andere stukken presenteerde.
De rechtbank bevestigde dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep derdelanders, waaronder eiser valt, te beëindigen. Dit was in overeenstemming met eerdere uitspraken van de rechtbank. Eiser voerde aan dat er sprake was van ongelijkheid in de behandeling van verschillende groepen ontheemden, maar de rechtbank oordeelde dat er een gerechtvaardigd juridisch onderscheid bestaat tussen de groepen. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de bescherming per definitie tijdelijk is en moet leiden tot terugkeer of een verblijfsprocedure.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier A.J. van Bruggen, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.