Is sprake van ‘more than the normal emotional ties’?
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling van de ‘more than the normal emotional ties’ in het gewijzigde toetsingskader onderdeel is van de belangenafweging. Dit aspect wordt nog op dezelfde wijze beoordeeld: bepaald moet worden of er tussen de gezinsleden sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.2 Voor de beoordeling daarvan kunnen relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst3.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd en terecht heeft gesteld dat geen sprake is van ‘more than the normal emotional ties’ tussen eiseres en referent. Weliswaar hebben eiseres en referent in Jemen met elkaar samengewoond, ook na het huwelijk van referent met zijn vrouw en kinderen, maar de staatssecretaris stelt terecht dat referent en eiseres niet continue hebben samengewoond nu hij in zijn asielprocedure heeft verklaard dat hij vanaf 2000 in Saoedi Arabië heeft gewoond en gewerkt. De staatssecretaris heeft ook van belang kunnen vinden dat eiseres nu meer dan anderhalf jaar alleen woont, referent nimmer een eigen woning in Jemen heeft gehad en eiseres een koopwoning heeft die op haar naam staat. De staatssecretaris stelt terecht dat dit er niet op duidt dat eiseres voor de samenwoning en/of huisvesting meer dan gebruikelijk afhankelijk is van referent. Dat het huis in een mindere staat zou zijn, wat daar ook van zij, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden, nu eiseres al heel lang in het huis woont. De enkele samenwoning is overigens niet voldoende om ‘more than the normal emotional ties’ aan te nemen. Verder heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd dat de door eiseres gestelde meer dan gebruikelijke financiële afhankelijkheid niet is aangetoond met de verklaring van de Jemenitische rechtbank of met de verklaringen van referent omtrent de verkoop van zijn auto voor vertrek, het overmaken van geld vanuit Spanje en vanuit Nederland. De overgelegde kopie van een geldtransfer van referent van 17 mei 2021 voor een totaal bedrag van 172,59 euro heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Hier komt bij dat referent in april 2022 voor het laatst geld heeft overgemaakt aan eiseres. Dit is door referent niet gemotiveerd bestreden. Dat betekent dat eiseres ten tijde van het besluit bijna een jaar geen financiële ondersteuning van referent ontvangt. Voor zover referent eiseres financieel ondersteunt is terecht gesteld dat dit ook op afstand kan plaatsvinden, zoals dat nu ook gebeurt. Verder erkent de staatssecretaris dat eiseres medische klachten heeft en dat zij, gelet op de medische verklaring van 22 augustus 2020 medische zorg nodig heeft, maar de rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn stelling dat niet gebleken is van afhankelijkheid van haar zoon, referent, en diens gezin wegens die medische klachten. Daarbij heeft de staatssecretaris mede van belang mogen vinden dat gebleken is dat eiseres hulp krijgt van buren en van NGO’s, en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat vijf kinderen daadwerkelijk buiten Jemen wonen. Deze kinderen kunnen, met andere woorden, een ondersteunende of verzorgende rol op zich nemen. Referent woont en werkt sinds 2000 in het buitenland. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zich sinds 2000 niet zelfstandig staande heeft kunnen houden zonder referent en diens gezin. Anders dan eiseres stelt, heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat eiseres in Jemen toegang tot de medische zorg heeft. De rechtbank begrijpt op zich dat eiseres en haar zoon een emotionele band en dat de huidige situatie waarbij zij op afstand contact met elkaar houden lastig kan zijn, maar dat levert op zichzelf, zoals de staatssecretaris terecht stelt, geen ‘more than the normal emotional ties’ op. De staatssecretaris heeft mogen overwogen dat eiseres het contact met haar zoon en diens gezin in de huidige vorm op afstand kan voortzetten. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van hechte en persoonlijke banden met eiseres (oma) en de kleinkinderen?
5.3.
Uit vaste jurisprudentie van het EHRM4 volgt dat de vraag of sprake is van familie- of gezinsleven tussen (minderjarige) kleinkinderen en hun grootouders in het kader van artikel 8 van het EVRM een kwestie van feitelijke aard is en afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Bij de beantwoording van de vraag of familie- en gezinsleven bestaat, moet de staatssecretaris de banden van de grootouders met een kleinkind, zoals die zijn gevormd door de feitelijke omstandigheden, betrekken.
5.4.
In dit geval heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van hechte persoonlijke banden tussen haar en de kleinkinderen. Weliswaar heeft eiseres met de kleinkinderen samengewoond, maar de staatssecretaris stelt terecht dat dat onvoldoende is om hechte persoonlijke banden aan te nemen. De staatssecretaris wijst er niet ten onrechte op dat de moeder van de kinderen altijd in beeld is geweest, dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt, anders dan zij betoogt, dat zij de ouderrol heeft overgenomen, dat uit de verklaringen enkel blijkt dat eiseres heeft meegeholpen bij de opvoeding en verzorging, en dat dit een gang van zaken is in een uitgebreide familie met grootouders die de gebruikelijke omgang niet overstijgt. Verder is ook niet gebleken dat de aanwezigheid van eiseres van bijzonder groot belang is geweest voor de kinderen of andersom, nu de echtgenote van referent altijd de primaire verzorger is gebleven van de kleinkinderen, terwijl referent voornamelijk in het buitenland verbleef. Ook is terecht gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij financieel verantwoordelijk is voor de kleinkinderen. De staatssecretaris heeft, gelet hierop, gemotiveerd vastgesteld dat niet is gebleken van zodanig hechte persoonlijke banden tussen eiseres en de kinderen van referent dat tussen hen sprake is van door artikel 8 van het EVRM beschermd familieleven. De beroepsgrond kan niet slagen.
Heeft de staatssecretaris een juiste belangenafweging gemaakt?