ECLI:NL:RBDHA:2023:1903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
SGR 21/5707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-herbeoordeling en niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023, met zaaknummer SGR 21/5707, is het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de wijziging van zijn arbeidsongeschiktheid van 61,13% naar 80 tot 100% per 29 september 2020, en ontving een WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende procesbelang had, omdat de door hem aangevoerde gronden niet konden leiden tot een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage. Eiser was het niet eens met de medische beoordeling en stelde dat zijn situatie slechter was dan door het UWV was aangenomen. De rechtbank concludeerde dat de informatie in de medische rapportages niet voldoende was om het beroep ontvankelijk te verklaren, en dat een eventuele toekomstige beoordeling door het UWV niet voldoende procesbelang zou opleveren. Eiser had ook verzocht om ontheffing van het griffierecht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat hij over een WGA-uitkering beschikte. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5707

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Inleiding

Met het besluit van 19 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vanaf 29 september 2020 gewijzigd naar 80 tot 100%. Eiser ontvangt vanaf 1 december 2020 een loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit).
Het UWV heeft gereageerd met verweerschriften en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 september 2022.
De rechtbank heeft eiser op 22 juli 2022 een vraag gesteld. Eiser heeft hierop met een brief van 4 augustus 2022 gereageerd.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als lader en losser bij [naam] voor gemiddeld 51,46 uur per week. Eiser heeft zich op 12 februari 2018 ziekgemeld voor dit werk. Het dienstverband is beëindigd met ingang van 24 februari 2018, waarna het UWV eiser per dezelfde datum ziekengeld op grond van de Ziektewet heeft toegekend. Per datum einde van de wachttijd, 13 februari 2020, heeft het UWV eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,13%. Na het bereiken van de maximumduur van deze uitkering, heeft het UWV bepaald dat eiser vanaf 10 juni 2020 een WGA-vervolguitkering krijgt.
2. Eiser heeft op 27 juli 2020 gemeld dat zijn klachten per 30 juni 2020 zijn toegenomen. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser en heeft in dat verband een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 29 september 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 14 december 2020. De arbeidsdeskundige heeft op basis van deze FML geen of onvoldoende passende functies kunnen duiden. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser is gelet hierop bepaald op 80 tot 100%. Daarom krijgt eiser per 1 december 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen aangenomen in de FML van 15 juni 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bevestigd dat er geen of onvoldoende functies zijn te duiden. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiser op 29 september 2020 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om eiser per 1 december 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering toe te kennen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 15 juni 2021
.De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de FML van 15 juni 2021.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 14 juli 2021.

Wat vindt eiser

7. Eiser geeft aan dat hij zich niet verzet tegen het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. Hij is het echter niet eens met de medische beoordeling. Hij verzoekt om hetgeen in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de artsen geen medische informatie hebben opgevraagd bij de behandelaars. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Eiser heeft verwezen naar medische gegevens van de neurochirurg en van zijn huisarts. Ook stelt eiser dat het bezwaar gegrond verklaard had moeten worden, en proceskostenvergoeding toegekend had moeten worden, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML heeft gewijzigd.

Wat vindt de rechtbank

Beroep op betalingsonmacht
8. Eiser heeft de rechtbank, bij brief van 27 september 2021, gevraagd om ontheffing van betaling van griffierecht in verband met betalingsonmacht. In dit verband heeft eiser op 23 september 2021 verklaard dat hij geen inkomen en geen vermogen heeft. Eiser heeft verder nog gewezen op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] en gesteld dat hij onder één van de – in die uitspraak genoemde – categorieën valt als bedoeld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De griffier van de rechtbank heeft eiser - uitgaande van zijn verklaring - bij brief van 7 oktober 2021 meegedeeld voorlopig van mening te zijn dat hij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. Verder is eiser verteld dat de rechter die het beroep behandelt definitief zal beslissen of hij in staat is het griffierecht te betalen.
9. Voordat aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep kan worden toegekomen, stelt de rechtbank eerst vast of het voorlopig oordeel van de griffier moet worden bevestigd. De hoger beroepscolleges hebben criteria gegeven op grond waarvan een rechtszoekende in aanmerking komt voor vrijstelling dan wel vermindering van het griffierecht. Doorslaggevend voor de vraag of het beroep op betalingsonmacht slaagt is of het netto-inkomen waarover de rechthebbende maandelijks kan beschikken minder bedraagt dan 95% van het bijstandsniveau voor een alleenstaande.
10. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV eiser met ingang van 1 december 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering heeft toegekend. Dat eiser niet over enig inkomen beschikt, zoals hij op 23 september 2021 heeft verklaard, kan dus niet zonder meer worden vastgesteld. De rechtbank heeft eiser daarom bij brief van 7 november 2022 in de gelegenheid gesteld zijn stelling, dat hij niet over enig inkomen beschikt, nader te onderbouwen. Eiser heeft deze onderbouwing niet meer verstrekt zodat de rechtbank van oordeel is dat eiser, omdat hij over een WGA-loonaanvullingsuitkering, waarbij is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, beschikt, hij in staat is om het griffierecht van € 49,- te betalen. Het verzoek om ontheffing van betaling van het griffierecht wordt dan ook alsnog afgewezen.
11. De rechtbank heeft eiser vervolgens in de gelegenheid gesteld om het griffierecht alsnog te voldoen. Eiser heeft dat tijdig gedaan.
Ontvankelijkheid van het beroep op andere grond
12. Het UWV stelt in haar verweerschriften dat eiser onvoldoende procesbelang heeft bij de beroepsprocedure. Het standpunt van het UWV is - kort gezegd - dat de gronden van eiser niet kunnen leiden tot een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage. Daarmee heeft het door eiser beoogde resultaat, namelijk volledige arbeidsongeschiktheid op medische in plaats van arbeidskundige gronden, feitelijk geen betekenis. Om voldoende procesbelang te hebben, moet het resultaat van een beroepsprocedure wel feitelijke betekenis hebben, aldus het UWV.
13. De rechtbank heeft in haar brief van 22 juli 2022 eiser gevraagd om aan te geven wat zijn belang is bij de beroepsprocedure. Eiser heeft daar met een brief van 4 augustus 2022 op gereageerd. Eiser heeft in zijn reactie aangegeven dat het voor hem van belang is dat de informatie en conclusies in de medische en arbeidskundige rapportages volledig en juist zijn. Deze informatie en conclusies kunnen in eventueel toekomstige procedures nog van belang zijn. Verder is volgens eiser zijn bezwaar onterecht ongegrond verklaard, en zijn de door hem gemaakte proceskosten niet vergoed.
14. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser onvoldoende procesbelang heeft en zal dat hierna uitleggen. Hierbij geldt als toetsingskader dat voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, volgens vaste rechtspraak van de CRvB, bepalend is of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. [3]
Toekomstige procedures
15. Bij een eventuele toekomstige procedure in het kader van de Wet WIA zal het UWV nieuwe medische en arbeidskundige onderzoeken moeten doen, om tot een actuele beoordeling te komen van de situatie per de dan in geding zijnde datum. Daarmee zal een nieuw inhoudelijk oordeel worden gevormd over de arbeidsongeschiktheid van eiser op dat moment. De rechtbank kan het standpunt van eiser, dat bij dezelfde klachten automatisch dezelfde beperkingen zullen worden aangenomen, dan ook niet volgen. Bovendien zal eiser opnieuw de mogelijkheid hebben om rechtsmiddelen tegen deze beoordeling aan te wenden. De rechtbank komt tot het oordeel dat een mogelijke toekomstige beoordeling in dit geval niet voldoende procesbelang geeft. De rechtbank wijst in dit verband volledigheidshalve op de uitspraak van de CRvB van 3 oktober 2018 (r.o. 1.5). [4]
Proceskosten in bezwaar
16. Naar vaste jurisprudentie [5] kan een verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar een procesbelang in beroep opleveren. In onderhavig geval is dat volgens de rechtbank echter niet het geval en daartoe wordt het volgende overwogen.
17. Op grond van artikel 7:15, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het bestuursorgaan op verzoek van de betrokkene de kosten in bezwaar te vergoeden bij herroeping van een onrechtmatig primair besluit. Van herroeping is sprake indien het primaire besluit wordt ingetrokken of indien de rechtsgevolgen worden gewijzigd.
18. Het UWV heeft met het primaire besluit bepaald dat eiser (op arbeidskundige gronden) volledig arbeidsongeschikt is en dat hij daarom recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering.
19. De rechtbank stelt vast dat eiser in bezwaar [6] en in beroep [7] niet heeft aangevoerd dat aan hem een uitkering in het kader van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) had moeten worden toegekend. Ook betwist hij niet de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het door eiser beoogde resultaat, namelijk volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden dan wel aanvullende beperkingen in de FML, geen verandering kan brengen aan het rechtsgevolg van het primaire besluit, namelijk toekenning van de WGA-loonaanvullingsuitkering. Immers, aanvullende beperkingen in de FML of het aannemen van geen benutbare mogelijkheden zal onveranderd leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid.
20. Dit betekent dat het bezwaar van eiser niet heeft kunnen leiden tot een herroeping van het primaire besluit. Een wijziging in de motivering van het besluit betekent – anders dan eiser veronderstelt – niet dat het besluit wordt ingetrokken, of dat het rechtsgevolg wordt gewijzigd. Daarmee kan ook niet voldaan worden aan de voorwaarden voor vergoeding van de kosten in bezwaar conform artikel 7:15 van de Awb. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser geen procesbelang kan ontlenen aan zijn verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar, omdat het bezwaar niet tot vergoeding van de kosten had kunnen leiden.

Conclusie en gevolgen

21. Eiser heeft onvoldoende procesbelang. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 16 februari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:283).
3.Zie onder meer de uitspraak van 24 november 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BO4946).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3330, r.o. 4.2)
6.Bezwaarschrift van 1 maart 2021, aanvullende gronden van bezwaar van 20 april 2021 en hoorzitting van 19 mei 2021.
7.Beroepschrift van 27 augustus 2021, aanvullende gronden van 28 september 2021, reacties van 30 november 2021 en 18 januari 2022 en antwoord van 4 augustus 2022.