Wat vindt de rechtbank
Beroep op betalingsonmacht
8. Eiser heeft de rechtbank, bij brief van 27 september 2021, gevraagd om ontheffing van betaling van griffierecht in verband met betalingsonmacht. In dit verband heeft eiser op 23 september 2021 verklaard dat hij geen inkomen en geen vermogen heeft. Eiser heeft verder nog gewezen op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)en gesteld dat hij onder één van de – in die uitspraak genoemde – categorieën valt als bedoeld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De griffier van de rechtbank heeft eiser - uitgaande van zijn verklaring - bij brief van 7 oktober 2021 meegedeeld voorlopig van mening te zijn dat hij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. Verder is eiser verteld dat de rechter die het beroep behandelt definitief zal beslissen of hij in staat is het griffierecht te betalen.
9. Voordat aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep kan worden toegekomen, stelt de rechtbank eerst vast of het voorlopig oordeel van de griffier moet worden bevestigd. De hoger beroepscolleges hebben criteria gegeven op grond waarvan een rechtszoekende in aanmerking komt voor vrijstelling dan wel vermindering van het griffierecht. Doorslaggevend voor de vraag of het beroep op betalingsonmacht slaagt is of het netto-inkomen waarover de rechthebbende maandelijks kan beschikken minder bedraagt dan 95% van het bijstandsniveau voor een alleenstaande.
10. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV eiser met ingang van 1 december 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering heeft toegekend. Dat eiser niet over enig inkomen beschikt, zoals hij op 23 september 2021 heeft verklaard, kan dus niet zonder meer worden vastgesteld. De rechtbank heeft eiser daarom bij brief van 7 november 2022 in de gelegenheid gesteld zijn stelling, dat hij niet over enig inkomen beschikt, nader te onderbouwen. Eiser heeft deze onderbouwing niet meer verstrekt zodat de rechtbank van oordeel is dat eiser, omdat hij over een WGA-loonaanvullingsuitkering, waarbij is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, beschikt, hij in staat is om het griffierecht van € 49,- te betalen. Het verzoek om ontheffing van betaling van het griffierecht wordt dan ook alsnog afgewezen.
11. De rechtbank heeft eiser vervolgens in de gelegenheid gesteld om het griffierecht alsnog te voldoen. Eiser heeft dat tijdig gedaan.
Ontvankelijkheid van het beroep op andere grond
12. Het UWV stelt in haar verweerschriften dat eiser onvoldoende procesbelang heeft bij de beroepsprocedure. Het standpunt van het UWV is - kort gezegd - dat de gronden van eiser niet kunnen leiden tot een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage. Daarmee heeft het door eiser beoogde resultaat, namelijk volledige arbeidsongeschiktheid op medische in plaats van arbeidskundige gronden, feitelijk geen betekenis. Om voldoende procesbelang te hebben, moet het resultaat van een beroepsprocedure wel feitelijke betekenis hebben, aldus het UWV.
13. De rechtbank heeft in haar brief van 22 juli 2022 eiser gevraagd om aan te geven wat zijn belang is bij de beroepsprocedure. Eiser heeft daar met een brief van 4 augustus 2022 op gereageerd. Eiser heeft in zijn reactie aangegeven dat het voor hem van belang is dat de informatie en conclusies in de medische en arbeidskundige rapportages volledig en juist zijn. Deze informatie en conclusies kunnen in eventueel toekomstige procedures nog van belang zijn. Verder is volgens eiser zijn bezwaar onterecht ongegrond verklaard, en zijn de door hem gemaakte proceskosten niet vergoed.
14. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser onvoldoende procesbelang heeft en zal dat hierna uitleggen. Hierbij geldt als toetsingskader dat voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, volgens vaste rechtspraak van de CRvB, bepalend is of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
15. Bij een eventuele toekomstige procedure in het kader van de Wet WIA zal het UWV nieuwe medische en arbeidskundige onderzoeken moeten doen, om tot een actuele beoordeling te komen van de situatie per de dan in geding zijnde datum. Daarmee zal een nieuw inhoudelijk oordeel worden gevormd over de arbeidsongeschiktheid van eiser op dat moment. De rechtbank kan het standpunt van eiser, dat bij dezelfde klachten automatisch dezelfde beperkingen zullen worden aangenomen, dan ook niet volgen. Bovendien zal eiser opnieuw de mogelijkheid hebben om rechtsmiddelen tegen deze beoordeling aan te wenden. De rechtbank komt tot het oordeel dat een mogelijke toekomstige beoordeling in dit geval niet voldoende procesbelang geeft. De rechtbank wijst in dit verband volledigheidshalve op de uitspraak van de CRvB van 3 oktober 2018 (r.o. 1.5).
16. Naar vaste jurisprudentiekan een verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar een procesbelang in beroep opleveren. In onderhavig geval is dat volgens de rechtbank echter niet het geval en daartoe wordt het volgende overwogen.
17. Op grond van artikel 7:15, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het bestuursorgaan op verzoek van de betrokkene de kosten in bezwaar te vergoeden bij herroeping van een onrechtmatig primair besluit. Van herroeping is sprake indien het primaire besluit wordt ingetrokken of indien de rechtsgevolgen worden gewijzigd.
18. Het UWV heeft met het primaire besluit bepaald dat eiser (op arbeidskundige gronden) volledig arbeidsongeschikt is en dat hij daarom recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering.
19. De rechtbank stelt vast dat eiser in bezwaaren in beroepniet heeft aangevoerd dat aan hem een uitkering in het kader van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) had moeten worden toegekend. Ook betwist hij niet de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het door eiser beoogde resultaat, namelijk volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden dan wel aanvullende beperkingen in de FML, geen verandering kan brengen aan het rechtsgevolg van het primaire besluit, namelijk toekenning van de WGA-loonaanvullingsuitkering. Immers, aanvullende beperkingen in de FML of het aannemen van geen benutbare mogelijkheden zal onveranderd leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid.
20. Dit betekent dat het bezwaar van eiser niet heeft kunnen leiden tot een herroeping van het primaire besluit. Een wijziging in de motivering van het besluit betekent – anders dan eiser veronderstelt – niet dat het besluit wordt ingetrokken, of dat het rechtsgevolg wordt gewijzigd. Daarmee kan ook niet voldaan worden aan de voorwaarden voor vergoeding van de kosten in bezwaar conform artikel 7:15 van de Awb. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser geen procesbelang kan ontlenen aan zijn verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar, omdat het bezwaar niet tot vergoeding van de kosten had kunnen leiden.