ECLI:NL:RBDHA:2023:1960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
09/048314-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Den Haag inzake strafzaken met betrekking tot woninginbraak, fraude met corona QR-codes, wapenbezit en voorbereidingshandelingen voor harddrugs

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die onder andere werd beschuldigd van woninginbraak, fraude met corona QR-codes, wapenbezit en voorbereidingshandelingen voor harddrugs. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar op. De verdachte was betrokken bij een woninginbraak op 30 april 2020, waarbij diverse goederen werden gestolen. Daarnaast heeft hij zich beziggehouden met het opzetten van een drugslijn tussen Colombia en Nederland en het vervalsen van corona QR-codes. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een breed scala aan strafbare feiten, die een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld voor de bewezen verklaarde feiten, waarbij ook rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft de door de verdediging aangevoerde verweren verworpen, waaronder de rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning van de verdachte en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een criminele levensstijl heeft gekozen en dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/048314-21
Datum uitspraak: 22 februari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.Th. Nooitgedagt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking op het volgende neer:
1. het medeplegen van een woninginbraak aan de [locatie 1] op 30 april 2020;
2. ( (primair) het medeplegen van een autodiefstal in de periode van 17 tot 18 maart 2019 in Zoetermeer en (subsidiair) opzetheling van die auto in de periode van 17 maart 2019 tot en met 9 mei 2020;
3. het medeplegen van valsheid in geschrifte en/of gebruikmaking van die valse geschriften, te weten valse corona QR-codes, in de periode van 1 tot en met 30 november 2021;
4. het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 8 december 2021 in Nootdorp;
5. het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor harddrugs gerelateerde feiten in de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 december 2021.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal hierna onder 3.3, voor zover relevant, nader ingaan op de specifieke standpunten van de verdediging.
3.3.
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Evenals de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
Onder feit 2 subsidiair is aan de verdachte opzetheling van een auto ten laste gelegd. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bevatten geen bewijs voor de conclusie dat de verdachte de auto heeft verworven en ten tijde daarvan wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Ook dit feit is daarom niet wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte zal van de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
3.3.2
Feit 1
De gebruikte bewijsmiddelen[slachtoffer 1] deed aangifte van diefstal uit haar woning aan de [locatie 1] , gepleegd op 30 april 2020. Een raam was opengebroken. Ze zag dat in verschillende ruimtes van de woning de lades en kasten doorzocht waren. [2] Uit de woning bleken een Dell-computer (portable), een horloge, een zonnebril, een aantal sieraden, kleding, schoenen, een tas, geld, bankgegevens, een paspoort en identiteitskaart te zijn weggenomen. [3]
In de poort (de rechtbank begrijpt: een achterom) van de [locatie 1] hing een camera. Op de camerabeelden zag een verbalisant dat die dag omstreeks 20.41 uur een jonge getinte man de poort in keek en samen met een andere jongeman de poort in liep. Een van de mannen had twee breekijzers in zijn handen. Vervolgens klommen beide mannen over het hek heen. Omstreeks 20.52 uur kwamen beide mannen door het hek van de [locatie 1] met een grote groene boodschappentas. [4]
Op een foto van de camerabeelden werd door verbalisant [2] een van de personen voor honderd procent herkend als de verdachte. De verbalisant herkende hem aan de contouren van zijn gezicht en zijn gelaatsuitdrukking. Deze verbalisant herkende de verdachte omdat de verbalisant in het dagelijkse politiewerk eerder met de verdachte te maken had gehad. [5] De verbalisant is verhoord door de rechter-commissaris, waar hij heeft verklaard de verdachte te hebben herkend aan de contouren van zijn gezicht en aan zijn houding. [6] Met die houding heeft de getuige een brede, stoere, naar voren staande houding bedoeld. [7]
Verbalisant [1] maakte eveneens naar aanleiding van de foto een proces-verbaal van herkenning op, waarin hij verbaliseerde dat hij de persoon op de foto herkende als de verdachte aan de contouren van zijn gezicht, zijn ogen en zijn mond. De verbalisant herkende hem omdat de verbalisant in meerdere politieonderzoeken met zijn betrokkenheid geconfronteerd was. [8] Op vragen van de rechter-commissaris verklaarde de verbalisant de verdachte te hebben herkend aan zijn gelaatsvormen: zijn neus, de stand van zijn ogen en aan zijn lippen. [9]
Het gebruik van de verklaringen van de verbalisanten [1] en [2] voor het bewijs
De raadsman heeft betoogd dat de herkenningen van de verbalisanten niet toereikend zijn om tot het bewijs van het ten laste gelegde te dienen, omdat deze verbalisanten anoniem zijn gebleven en daarom de betrouwbaarheid van die verklaringen niet kan worden getoetst.
Het bewijs dat de verdachte de woninginbraak heeft gepleegd, steunt in belangrijke mate op twee afzonderlijke herkenningen door verbalisanten die in het dossier beperkt anoniem zijn gebleven. De rechter-commissaris heeft bepaald dat bekendmaking van de identiteit van deze getuigen ex artikel 190, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) achterwege diende te worden gelaten en heeft beide verbalisanten als zodanig gehoord. De rechter-commissaris heeft in de beslissing in het bijzonder vermeld informatie te hebben ontvangen die op concrete wijze steun geeft aan het vermoeden dat de getuigen bij het bekend worden van hun identiteit overlast zullen ondervinden. De rechter-commissaris heeft maatregelen genomen ter bescherming van de anonimiteit van de getuigen, namelijk het horen van de getuigen per videoverbinding, waarbij de beeltenis van de getuigen was geblurd en de stem was vervormd. De verdediging heeft de gelegenheid gehad tot het stellen van vragen aan de getuigen, waarbij een aantal vragen door de rechter-commissaris is belet om de anonimiteit van de getuigen te waarborgen.
De rechtbank overweegt dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 344a, eerste lid, Sv. Weliswaar zijn de persoonsgegevens van beide getuigen niet vermeld in de processen-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, maar zij zijn, door middel van een verklaring onder nummer, zodanig individualiseerbaar zodat de term ‘een persoon wiens identiteit niet blijkt’ niet op hen van toepassing is (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BG6608).
De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten in artikel 344a, tweede lid, Sv is voldaan. In het bijzonder acht zij daartoe van belang dat de andere feiten waarvoor de verdachte in deze zaak zal worden veroordeeld (wapenbezit, voorbereidingshandelingen harddrugs en fraude) rond dezelfde periode als de woninginbraak en in georganiseerd verband zijn gepleegd, en dat deze, met name in samenhang bezien, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Bovendien blijkt uit de motivering van de rechter-commissaris ook van een concretiseerbare dreiging.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de beperkte anonimiteit van de getuigen geen afbreuk heeft gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging. Weliswaar heeft de rechter-commissaris de getuigen belet een aantal vragen te beantwoorden, maar op de kernvragen – die gaan over de manier waarop zij de verdachte hebben herkend – is wel degelijk antwoord gegeven. Bovendien zijn de getroffen maatregelen ter verhulling van de identiteit beperkt gebleven tot het vervormen van de stem en het “blurren” van de beeltenis van de getuigen, zodat naar het oordeel van de rechtbank aan de verdediging voldoende compensatie is geboden. De rechtbank komt tot de conclusie dat geen sprake is van een schending van het recht van de verdachte op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Oordeel over de betrouwbaarheid van de herkenningen
De rechtbank acht de stills die zich in het dossier bevinden van voldoende kwaliteit om daarop een betrouwbare herkenning te kunnen baseren. De rechtbank stelt verder vast dat uit de processen-verbaal van beide verbalisanten, op ambtseed opgemaakt en gelezen in samenhang met de verhoren bij de rechter-commissaris, voldoende duidelijk blijkt op grond van welke kenmerken de verbalisanten de verdachte hebben herkend en in welke mate zij bekend waren met de verdachte. Dat dat laatste niet nader kan worden geconcretiseerd omwille van de waarborging van hun anonimiteit, maakt niet dat daarmee de betrouwbaarheid van hun verklaringen wordt aangetast. Het betrouwbaarheidsverweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de verdachte één van de twee personen is die is vastgelegd op de camerabeelden. De inbraak is vervolgens door de twee personen in vereniging gepleegd, waarbij de samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3.3
Feit 3
Het gebruik van de onderzoeksresultaten van een hack voor het bewijs
De raadsman heeft betoogd dat het bewijs dat is verkregen door middel van het bevel binnendringen en onderzoek doen in een geautomatiseerd werk, als bedoeld in artikel 126nba Sv, niet mag worden gebruikt voor het bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat bij het Openbaar Ministerie de juiste procedure is doorlopen en dat toestemming is verzocht aan het College van procureurs-generaal voordat de machtiging is gevorderd bij de rechter-commissaris.
De te volgen procedure
voorafgaandaan de in de wet geregelde vordering tot een machtiging ex artikel 126nba Sv is niet aan rechterlijke toetsing onderworpen. Het gaat om een interne werkafspraak en een interne belangenafweging bij het Openbaar Ministerie. De regels die het Openbaar Ministerie daarbij volgt, zijn geen recht in de zin van de wet op de rechterlijke organisatie, en de daarop betrekking hebbende stukken maken overigens ook geen onderdeel uit van het strafdossier. De verdachte kan aan die stukken ook geen rechten ontlenen. Niet is gebleken dat sprake is van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De rol van de gebruiker van [telefoonnummer 1]
In het onderzoek naar de verdachte werd een telefoon met [nummer 1] (hierna: [nummer 1] ) op afstand gekraakt en onderzocht. De telefoon werd gebruikt in combinatie met het [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ). Op de telefoon werd een chatgesprek aangetroffen tussen [telefoonnummer 1] en een persoon met de gebruikersnaam ‘ [naam 1] ’, gebruikmakend van [telefoonnummer 2] in de periode van 4 november 2021 tot en met 7 november 2021. Te zien was dat de gebruiker van het [telefoonnummer 1] namen, burgerservicenummers en geboortedata doorstuurt naar ‘ [naam 1] ’, waarop ‘ [naam 1] ’ coronavaccinatiebewijzen in pdf-formaat terugstuurt met de opgegeven namen, burgerservicenummers en geboortedata. Op 5 november 2021 noemt de gebruiker van [telefoonnummer 1] de gemiddelde prijs per bewijs, te weten € 300,-. [10]
In het toestel met [nummer 1] werden negen andere chatgesprekken gevonden met andere gebruikers die burgerservicenummers en geboortedata doorstuurden naar [telefoonnummer 1] . Die gegevens werden door de gebruiker van [telefoonnummer 1] doorgezet naar ‘ [naam 1] ’. Vervolgens kreeg de gebruiker van [telefoonnummer 1] een pdf-bestand dat hij dan weer terugzond naar de gebruiker die het betreffende burgerservicenummer en geboortedatum had gestuurd. In totaal zijn er 148 burgerservicenummers uit die chats doorgezet naar ‘ [naam 1] ’ voor het maken van coronavaccinatiebewijzen. [11]
[getuige] kwam op basis van haar gegevens naar voren als een van de kopers van een QR-code. Zij verklaarde inderdaad een QR-code te hebben gekocht voor € 400,-. [12]
In de chats is te zien dat de gebruiker van het [telefoonnummer 1] met ‘ [naam 1] ’ op 5 november 2021 bespreekt wat er tot dan toe ongeveer is verdiend: [13]
Koppeling van [nummer 1] en [telefoonnummer 1] aan de verdachte
Uit onderzoek in het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecom (CIOT) is gebleken dat de verdachte het [telefoonnummer 3] op zijn naam had geregistreerd. Dit telefoonnummer bleek in combinatie te zijn gebruikt met de telefoon met [nummer 1] . Door middel van een technisch hulpmiddel is vastgesteld dat die telefoon een duo-simkaart toestel betreft en dat deze, naast het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] , ook gebruikmaakt van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] . [14]
Ook de inhoud van de gestuurde chatberichten wijst erop dat de verdachte in de ten laste gelegde periode gebruikmaakte van het [telefoonnummer 1] : zo werd op 7 november 2021 de gebruiker van dat telefoonnummer door gebruiker ‘ [naam 2] ’ aangesproken als ‘ [verdachte 1] ’. [15] Ook stuurt de gebruiker van [telefoonnummer 1] op 6 november 2021 naar ‘ [naam 1] ’ de namen en BSN-nummers van [broer 1] en [broer 2] door. [16] Uit het politieonderzoek is gebleken dat dit twee broers zijn van de verdachte. [17]
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] .
Conclusie
Uit het hiervoor vermelde volgt dat de verdachte aan personen aanbood tegen betaling valse coronavaccinatiebewijzen op te laten maken. Deze personen stuurden aan hem hun gegevens door, waarna hij van ‘ [naam 1] ’ de valse coronavaccinatiebewijzen ontving en deze vervolgens doorstuurde naar de kopers daarvan. De rechtbank is van oordeel dat daarmee sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en ‘ [naam 1] ’, bestaande uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij aan de verdachte de rol was weggelegd van het werven en bedienen van de klanten. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit (de beide cumulatief ten laste gelegde varianten) heeft begaan, zoals verwoord in de bewezenverklaring.
3.3.4
Feit 4
Het aangetroffen pistool
Op 8 december 2021 werd de woning van de verdachte aan de [adres 1] doorzocht. In de slaapkamer van de woning werd op het dressoir een opgerolde handdoek aangetroffen. Bij het oppakken van die handdoek viel er een zwartkleurig vuurwapen op de grond. [18] Na onderzoek bleek het te gaan om een semi automatisch pistool van het merk CZ en het kaliber 9x19. Er bevond zich een patroonmagazijn in het wapen met daarin munitie. [19]
Op zowel de ruwe delen, ribbels en randen van het pistool, de voor- en binnenzijde van de loop van het pistool en binnenin het patroonmagazijn werd DNA aangetroffen dat met een matchkans van meer dan één op één miljard afkomstig kan zijn van de verdachte. [20] Dat wil zeggen dat het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat het DNA afkomstig is van de verdachte dan dat het DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan de verdachte verwante, persoon.
Het is een feit van algemene bekendheid dat Nootdorp in de gemeente Pijnacker-Nootdorp ligt.
Was de doorzoeking rechtmatig?
De raadsman heeft namens de verdachte betoogd dat de doorzoeking van de woning van de verdachte onrechtmatig was, omdat – kort gezegd – op dat moment ten aanzien van de verdachte geen redelijk vermoeden van schuld aanwezig was. De raadsman heeft verzocht de resultaten van de doorzoeking uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat wanneer een schriftelijke machtiging tot binnentreden in een woning niet kan worden afgewacht, een mondelinge machtiging volstaat (ECLI:NL:HR:2004:AQ8842). Uit vaste rechtspraak blijkt bovendien dat ook indien een schriftelijke machtiging ontbreekt, daaraan nog geen rechtsgevolgen hoeven te worden verbonden (ECLI:NL:HR:2012:BT6962).
Uit het dossier blijkt dat op 8 december 2021 de vordering tot doorzoeking ter inbeslagneming mondeling is toegewezen door de rechter-commissaris. Vervolgens is deze beslissing op 22 december 2021 door de rechter-commissaris schriftelijk vastgelegd, waarbij de rechter-commissaris voor de motivering verwijst naar het proces-verbaal van aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming. De machtiging en het proces-verbaal van aanvraag van doorzoeking bevatten weliswaar een lijst van de strafbare feiten waarvan de verdachte op dat moment werd verdacht, maar niet de feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen. Dat betekent dat niet aan het motiveringsvereiste als bedoeld in artikel 97, tweede lid, Sv is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank zal echter volstaan met de enkele constatering van dit verzuim en hieraan geen rechtsgevolg verbinden. Zij overweegt daartoe dat de processen-verbaal van verdenking die zich van eerdere datum in het dossier bevinden voldoende feiten en omstandigheden bevatten op basis waarvan een redelijk vermoeden van schuld aan de in de machtiging tot doorzoeking vermelde strafbare feiten bestond. De rechtbank acht het aannemelijk dat de rechter-commissaris van die feiten en omstandigheden mondeling op de hoogte is gesteld, dan wel reeds van die omstandigheden op de hoogte was, alvorens de machtiging tot doorzoeking te verlenen.
De raadsman heeft er nog op gewezen dat de avond voorafgaand aan de nacht van binnentreden door de politie een mogelijke drugsdeal werd geobserveerd, waarna de betrokken auto’s in beslag zijn genomen en doorzocht en dat daarbij geen drugs is aangetroffen. Anders dan door de raadsman betoogd, kan op basis van die enkele omstandigheid niet worden geconcludeerd dat de verdenking jegens de verdachte op dat moment alleen daarom was komen te vervallen of dat aan de doorzoeking van de woning daarmee de spoedeisendheid ontbrak. Immers was er op basis van TCI-informatie en andere informatie zoals neergelegd in de processen-verbaal van verdenking nog altijd een redelijk vermoeden van schuld aan de strafbare feiten waarvoor de machtiging tot binnentreden is verleend. Bovendien was met de inbeslagname van die auto’s het risico aanwezig dat de verdachte op de hoogte zou geraken van het politieonderzoek dat tegen hem was gericht, zodat juist daarin een noodzaak lag de doorzoeking zo spoedig mogelijk te verrichten.
De rechtbank verwerpt het verweer tot bewijsuitsluiting.
Conclusie
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het wapen en de munitie op 8 december 2021 in Nootdorp voorhanden heeft gehad.
3.3.5
Feit 5
Inleiding
In een strafrechtelijk onderzoek, genaamd [naam 3] , naar de aanbieder van [naam 5] (hierna [naam 5] ), is informatie beschikbaar uit een Joint Investigation Team (JIT) -onderzoek met België en Frankrijk, dat zich richtte – en nog steeds richt – op mogelijke strafbare feiten gepleegd door de organisatie van het bedrijf [naam 5] , te weten onder andere witwassen, deelneming aan een criminele organisatie en medeplichtigheid aan diverse door anderen (gebruikers van haar encryptiesoftware) gepleegde strafbare feiten, zoals handel in verdovende middelen, geweldsmisdrijven en vermogensmisdrijven. [naam 5] is een end-to-end gecodeerde beveiligingsapplicatie ontwikkeld om veilig en anoniem mee te communiceren.
In het kader van dit onderzoek is, vanuit onderzoek [naam 3] , informatie gedeeld met het Titel V onderzoek [naam 4] . Het onderzoek [naam 4] richt zich de criminele samenwerkingsverbanden van de anonieme gebruikers van [naam 5] en heeft onder meer tot doel om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden die gebruikmaken van cryptotelefoons van [naam 5] in beeld te brengen en te analyseren.
In het onderzoek [naam 4] is door de rechter-commissaris op 15 december 2020 bepaald dat de in dat onderzoek beschikbare ontsleutelde informatie slechts mag worden gebruikt ter opsporing indien daartoe een aanvullende toestemming is verleend. Op voorhand is door de rechter-commissaris toestemming verleend om voor een gelimiteerd aantal categorieën misdrijven en met gebruik van een lijst met zoekwoorden onderzoek te doen aan de binnen het onderzoek [naam 4] beschikbare ontsleutelde informatie. De chatgesprekken die naar aanleiding van deze zoekslag uit de ontsleutelde informatie naar voren komen mochten, na voornoemde aanvullende toestemming van de rechter-commissaris, ter opsporing nader worden onderzocht.
De chats tussen de gebruikers van cryptocommunicatie-aanbieder [naam 5] zijn geautomatiseerd geanalyseerd en geclassificeerd. Die analyse heeft in de categorie “cocaïne” hits opgeleverd op onder andere het woord/de woorden: Cocaïne: haven, [plaats 2] , airco, [locatie 5] , uithaal, oog. Op basis van deze hits zijn berichten naar voren gekomen van de gebruiker van [naam 6] met [nummer 2] en gebruikersnamen [naam 8] , [naam 9] die deze heeft gewisseld met andere gebruikers van [naam 5] .
Na goedkeuring van de officieren van justitie van het onderzoek [naam 4] is de bovenstaande informatie op 20 juli 2022 ter beschikking gesteld aan het onderzoek naar de verdachte, genaamd [verdachte 2] . In het dossier bevindt zich daarnaast ook een brief van de officier van justitie [naam 10] waaruit blijkt dat op 5 augustus 2022 toestemming is verleend de gegevens die tijdens het onderzoek [naam 4] zijn vergaard te gebruiken in het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte, genaamd [verdachte 2] .
Is de verdachte de gebruiker van het account [nummer 2] ?Uit het onderzoek van de politie volgen aanwijzingen dat de verdachte de gebruiker is van het [nummer 2] , welk account actief is geweest in de periode van 25 april 2020 tot en met 12 december 2020. [21]
Uit de inhoud van de chatberichten komen gegevens naar voren die herleidbaar zijn tot de verdachte. Zo chat de gebruiker van het account [nummer 2] met de gebruiker van account [nummer 3] in het Papiaments en in het Nederlands. In de onderstaande chatberichten wordt een aanwijzing gevonden dat [nummer 2] een zoon is van de gebruiker van het account [nummer 3] : [22]
Ook is in de chatberichten te lezen dat [nummer 2] om 12:44 uur naar [nummer 3] stuurt: “Vraag kingsin voor geld”. Verder noemt [nummer 2] in een chatgesprek met [nummer 3] op een andere datum de naam “ [broer 1] ” en “ [broer 2] ”. [23] Uit de basisregistratie personen blijkt dat de verdachte een Antilliaanse vader heeft en dat zijn drie broers [broer 3] , [broer 1] en [broer 2] heten. Ook volgt uit de politiesystemen dat de bijnaam van [broer 2] “ [broer 2] ” is. [24]
Het [nummer 2] maakte gebruik van een telefoon met een IMEI-nummer eindigend op [nummer 2] (hierna: [nummer 2] ). Uit de historische verkeersgegevens van die telefoon bleek dat deze het meest gebruik maakte van twee basisstations in de voor de nachtrust bestemde tijd, namelijk 79 keer van het basisstation op de [locatie 2] en 68 keer van het basisstation op de [locatie 3] . Binnen het bereik van de eerstgenoemde zendmast ligt de sportschool waar de verdachte naar eigen zeggen sport (en die 24 uur per dag open is), en binnen bereik van de laatstgenoemde zendmast bevindt zich de woning van de verdachte. Ook het basisstation aan de [locatie 4] werd 26 keer gebruikt in de voor de nachtrust bestemde tijd; het adres van de moeder van de verdachte ligt binnen bereik van dit basisstation. [25]
Uit de gegevens in het politiesysteem blijkt verder dat een voertuig, waarin de verdachte zich bevond, staande werd gehouden op 16 november 2020 omstreeks 11:05 uur op de A4 ter hoogte van Dinteloord. Uit de historische verkeersgegevens van [nummer 2] bleek dat de telefoon op diezelfde dag om 09:40 uur gebruik maakte van een zendmast in Nootdorp en zich vervolgens verplaatste via Fijnaart naar Steenbergen. Hij maakte gebruik van een zendmast in Fijnaart om 10:57 uur en een zendmast in Steenbergen om 12:07 uur. [26] Dinteloord ligt tussen die twee plaatsen.
De bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, zijn redengevend voor de conclusie dat de verdachte in de periode van 25 april 2020 tot en met 12 december 2020 de gebruiker is geweest van het [nummer 2] . De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en bijgevolg die redengevendheid niet ontzenuwd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de door [nummer 2] verzonden chatberichten zijn verstuurd door de verdachte.
De chats van [nummer 2]Op 26 mei 2020 stuurt [nummer 2] de volgende berichten naar [nummer 3] : [27]
Uit deze berichten kan worden afgeleid dat de verdachte aan [nummer 3] iets van de haven van [locatie 5] , Colombia, wil sturen naar [naam 7] . [naam 7] is een terminal aan de [plaats 1] in Rotterdam. [28] Bij aankomst bij [naam 7] moet ‘het’ kennelijk uit de bakken gehaald worden.
Op 8 juli 2020 vraagt de verdachte aan de gebruiker [nummer 3] wat één kilo coke kost ‘daar’, waarbij ‘daar’ vermoedelijk slaat op Colombia. [29]
Het is een feit van algemene bekendheid dat op grote schaal cocaïne wordt geproduceerd in Colombia. Uit vergelijkbare strafrechtelijke onderzoeken is bekend dat deze drugs met regelmaat naar Nederland wordt verscheept via dekladingen en dat de verstopte drugs vervolgens uit de containers wordt verwijderd door ‘uithalers’.
Ook stuurt de verdachte aan [nummer 3] berichten over het versturen van MDMA naar ‘daar’: [30]
Verder stuurt de verdachte: “als ik 5 duizend krijg is het goed” en “misschien in zeep of een ander systeem”. [31] Aannemelijk is dat de verdachte hiermee bedoelt dat de MDMA in zeep moet worden verstopt.
Op 30 juni 2020 stuurt de verdachte spraakberichten naar [nummer 3] , waarin hij verwijst naar het eerdere gesprek over “M.” en een plan probeert te maken dit te transporteren: [32]
Het is aannemelijk dat de verdachte in dit gesprek met “M.” doelt op de MDMA uit de eerdere gesprekken.
Op 5 juli 2020 stuurt de verdachte vervolgens in het Papiaments naar [nummer 3] : “Morgen de afspraak van de MDMA”. [33]
Op 2 juli 2020 vraagt de verdachte aan de gebruiker van het account [nummer 4] of hij “uithaal [plaats 2] ” heeft “die airco kan doen”. Hij stuurt dat hij “kan laten sturen vanuit [locatie 5] ” en dat “ze” hem een lijst hebben gestuurd met wat nu onderweg is. Vervolgens stuurt de verdachte een afbeelding met daarop onder andere containernummers. [34] Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat de verdachte op zoek is naar personen die verstopte drugs uit de dekladingen kan halen. “Airco” duidt vermoedelijk op de locatie waar de drugs verstopt zijn.
Op 20 november 2020 stuurt de verdachte berichten naar het [nummer 5] , waaruit blijkt dat hij op zoek is naar iemand die methamfetamine voor hem kan maken: [35]
Voldoende steunbewijs?
De rechtbank overweegt tot slot dat het bewijs wordt gevormd door vele chatberichten, die op verschillende data en tijden door de verdachte zijn verstuurd en waaraan betekenis toekomt als ze met elkaar in verband worden gebracht. Daarnaast omvat het bewijs processen-verbaal met bevindingen over de (familie van) de verdachte, op basis waarvan de verdachte geïdentificeerd kon worden als de gebruiker van het [nummer 2] . De door de verdediging aangevoerde stelling dat het bewijsminimum niet wordt gehaald, gaat dus niet op.
Conclusie
Onder feit 5 bestaat de tenlastelegging uit een impliciet primair en subsidiair deel. De rechtbank komt op basis van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen tot de conclusie dat het impliciet primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op de hieronder onder 3.4 vermelde manier. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen zijn gepleegd in de periode van 25 april tot en met 10 december 2020, omdat het [account] gedurende die periode actief is geweest.
Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde, komt zij derhalve niet toe aan de toetsing van de feitelijkheden die na “althans” ten laste zijn gelegd. Het bewijsverweer van de raadsman dat ziet op de hack van de telefoon van de verdachte zal de rechtbank dan ook niet nader bespreken, omdat zij begrijpt dat dit verweer ziet op dit laatste deel van de tenlastelegging.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 30 april 2020 te Nootdorp tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening,uit
dewoning [locatie 1] heeft weggenomen een laptop en een paspoort en een horloge en sieraden en geld en andere goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door een raam van die woning te verbreken;
3
hij in de periode van 1 november 2021 tot en met 30 november 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen Corona QR codes (op basis van een Corona test, herstel of vaccinatie) - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader toen en daar valselijk de BSN-nummers/persoonsgegevens van personen, die niet voldeden aan de eisen om een QR code te kunnen krijgen, verwerkt in QR codes, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
en
hij in de periode van 1 november 2021 tot en met 30 november 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten Corona QR codes (op basis van een Corona test, herstel of vaccinatie) als ware het echt en onvervalst, door die vervalste Corona QR codes tegen betaling te verstrekken aan personen die niet voldeden aan de eisen om die Corona QR codes te kunnen krijgen;
4
hij op 8 december 2021 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een wapen van categorie III te weten een semi automatisch pistool, van het merk CZ, kaliber 9 x 19, zijnde een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad;
5
hij in de periode van 25 april 2020 tot en met 12 december 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten
- het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk bereiden, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA en cocaïne en
methamfetamineals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en verdachtes mededaders
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden gehad en daarvan gebruikgemaakt in de communicatie met één of meer van zijn mededaders en
- met personen besproken:
* dat naar een Colombiaanse haven ( [locatie 5] ) gegaan moet worden om na te gaan welke boot/lading bij terminal [naam 7] in de Rotterdamse haven aankomt en
* dat nagevraagd moet worden of een of meer contactperso(o)n(en) MDMA willen kopen en
* dat eerst een kilo MDMA gestuurd moet worden om te testen en hiervoor een geldbedrag van 5000 te willen krijgen en
* dat de MDMA via zeep of een ander middel verzonden moet worden en
* dat het vervoer van de MDMA per boot moet plaatsvinden en
* dat bij de [plaats 2] terminal uit de deklading verstopte drugs gehaald diende te worden en
* dat de volgende dag een afspraak voor de MDMA gemaakt is en
* wat de prijs voor een kilo
cocaïneis en
* op zoek te zijn naar een kok/laborant voor ice/
crystalmeth.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht – indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring – in de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman verzocht aansluiting te vinden bij de straf die is opgelegd in een soortgelijke zaak (ECLI:NL:RBROT:2022:7659).
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich, al dan niet in vereniging, schuldig gemaakt aan een breed scala aan feiten: een woninginbraak, fraude met coronavaccinatiebewijzen, wapenbezit en voorbereidingshandelingen voor de handel, invoer, uitvoer en bereiding van harddrugs.
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de verdachte zich onder meer heeft bezig gehouden met het opzetten van een drugslijn tussen Colombia en Nederland. Dit is een vorm van georganiseerde criminaliteit die een zeer ondermijnend effect heeft op zowel de Nederlandse samenleving als het internationale verkeer. Niet zelden wordt drugscriminaliteit vergezeld van ernstige vormen van geweld. Des te zorgelijk is ook dat in de context van dit feit een geladen vuurwapen bij de verdachte in huis is aangetroffen.
De QR fraude is voor de verdachte een zeer lucratief feit geweest, waaraan blijkens de WhatsApp-gesprekken slechts een einde lijkt te zijn gekomen doordat zijn – overigens in dit onderzoek onbekend gebleven – compagnon tegen de lamp is gelopen. De verdachte heeft daarbij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin, in een tijd dat de samenleving gebukt ging onder een gezondheidscrisis die wereldwijd vele dodelijke slachtoffers teweeg heeft gebracht.
Tot slot is een woninginbraak een naar feit, dat doorgaans gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij de bewoners. Zij zouden zich bij uitstek in hun woning veilig moeten voelen. Strafverzwarend heeft bovendien te gelden dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar al eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en daardoor geen enkel inzicht gegeven in zijn beweegredenen en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank kan dan ook niet anders dan uit de strafbare feiten afleiden dat de verdachte kennelijk kiest voor een criminele levensstijl.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit, het zwaartepunt in deze zaak. Alles overwegend, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend en geboden. Het voorarrest zal hiervan worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een beslaglijst overgelegd met daarop de volgende goederen:
  • een telefoontoestel zwart Apple iPhone;
  • een gereedschap Henkelman;
  • 89 stuks folie.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot vernietiging van de telefoon omdat deze niet aan de verdachte toebehoort en medegedeeld dat de andere twee voorwerpen al zijn vervreemd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen goederen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 63, 225 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
  • een telefoontoestel, merk Apple iPhone;
  • een stuk gereedschap van het merk Henkelman;
  • 89 stuks folie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. L. Mundt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
Hij op of omstreeks 30 april 2020 te Nootdorp tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit woning [locatie 1] , heeft weggenomen een laptop en/of (een) paspoort(en) en/of een horloge en/of sieraden en/of geld en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben
gebracht door een raam van die woning te verbreken en/of (vervolgens) via de aldus ontstane opening die woning binnen te klimmen/gaan;
2
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk/type: Renault Megane), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2019 tot en met 9 mei 2020 te Zoetermeer en/of Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (merk/type: Renault Megane), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 30 november 2021 te Nootdorp en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, Corona QR codes (op basis van een Corona test, herstel of vaccinatie) - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar valselijk de BSN-nummers/persoonsgegevens van personen, die niet voldeden aan de eisen om een QR code te kunnen krijgen, verwerkt in QR codes, zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 30 november 2021 te Nootdorp en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten Corona QR codes (op basis van een Corona test, herstel of vaccinatie) als ware het echt en onvervalst, door die vervalste Corona QR codes tegen betaling te verstrekken aan personen die niet voldeden aan de eisen om die Corona QR code(s) te kunnen krijgen;
4
hij op of omstreeks 8 december 2021 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp een wapen van categorie III te weten een semi automatisch pistool, van het merk CZ, kaliber 9 x 19, zijnde een vuurwapen en/of bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad;
5
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 december 2021 te Delft en/of Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken
en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA en/of cocaïne en/of metamfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden gehad en/of daarvan gebruik gemaakt in de communicatie met één of meer van zijn mededaders en/of
- met een of meer ander(e) perso(o)n(en besproken:
* dat naar een Colombiaanse haven ( [locatie 5] ) gegaan moet worden om na te gaan welke boot/lading bij terminal [naam 7] in de Rotterdamse haven aankomt en/of
* dat nagevraagd moet worden of een of meer contactperso(o)n(en) MDMA willen kopen en/of
* dat eerst een kilo MDMA gestuurd moet worden om te testen en/of hiervoor een geldbedrag van 5000 te willen krijgen en/of
* dat de MDMA via zeep of een ander middel verzonden moet worden en/of
* dat het vervoer van de MDMA per boot moet plaatsvinden en/of
* dat bij de [plaats 2] terminal [nummer 4] uit de deklading verstopte drugs gehaald diende te worden en/of
* dat MDMA aan een persoon gegeven is om het aan anderen te kunnen tonen
en/of
* dat de volgende dag een afspraak voor de MDMA gemaakt is en/of
- wat de prijs voor een kilo cocaine is en/of
- op zoek te zijn naar een kok/laborant voor ice/cristal meth,
althans
- ontmoetingen gehad met en/of (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of te bewerken en/of in ontvangst te nemen en/of vervoeren en/of betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht en/of bewerkt en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd en/of
- ( aan/bij) de kopende en/of verkopende partij informatie (op)gevraagd en/of verstrekt over de prijzen, omvang en/of samenstelling van (de partij {en}) verdovende middelen en/of locaties (ter bereiding/verwerking) en/of
transportmogelijkheden en/of
- foto’s van verdovende middelen gemaakt en/of laten maken door de verkopende partij en/of mededader(s) en/of
- transport (in verborgen ruimtes) geregeld en/of laten regelen en/of informeren naar transportmogelijkheden (naar Colombia/Zuid Amerika) en/of
- geld en/of waardepapieren verstrekt en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of in ontvangst genomen en/of betaling(en) gedaan en/of laten doen ten behoeve van de aanschaf en/of verkoop van verdovende middelen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het dossiernummer 2021040049 (onderzoek Zephyrus), van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1025). Waar wordt bedoeld te verwijzen naar het daarbij behorende methodiekendossier (doorgenummerd p. 1 t/m 697) zal het paginanummer voorafgegaan worden door “methodieken”.
2.Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 30 april 2020, p. 47.
3.Een geschrift, te weten een bijlage van weggenomen goederen, p. 51-53.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), opgemaakt op 4 mei 2020, p. 429.
5.Het proces-verbaal van bevindingen herkenning [2] , opgemaakt op 2 oktober 2020, p. 92.
6.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [2] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023, onder punt 9.
7.Idem, onder punt 34.
8.Het proces-verbaal van bevindingen herkenning [1] , opgemaakt op 1 oktober 2020, p. 94.
9.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [1] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023, onder punt 10.
10.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek [nummer 1] , opgemaakt op 11 december 2021, p. 127.
11.Het proces-verbaal van bevindingen vervolgonderzoek toestel [nummer 1] , opgemaakt op 29 januari 2022, p. 531.
12.Het proces-verbaal van verhoor van de [getuige] , opgemaakt op 24 januari 2022, p. 527.
13.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek [nummer 1] , opgemaakt op 11 december 2021, p. 127.
14.Het proces-verbaal van aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie, opgemaakt op 15 november 2021, methodieken p. 409.
15.Het proces-verbaal van bevindingen vervolgonderzoek toestel [nummer 1] , opgemaakt op 29 januari 2022, p. 561.
16.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek [nummer 1] , opgemaakt op 11 december 2021, p. 172.
17.Het proces-verbaal van bevindingen identificatie [nummer 2] , opgemaakt op 25 februari 2022, p. 642.
18.Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen vuurwapen in woning [adres 1] , opgemaakt op 10 december 2021, p. 375.
19.Het proces-verbaal van wapenonderzoek, opgemaakt op 9 december 2021, p. 377.
20.Een deskundigenverslag, te weten het rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een embargo onderzoek’, opgemaakt door I. Jense van het Nederlands Forensisch Instituut op 16 maart 2022, p. 760.
21.Het proces-verbaal van bevindingen identificatie [nummer 2] , opgemaakt op 25 februari 2022, p. 639.
22.idem, p. 639-640. De berichten zijn vertaald door een beëdigde tolk Papiaments met nummer GEH-1398.
23.idem, p. 641.
24.idem, p. 642.
25.idem, p. 643-644.
26.idem, p. 645.
27.Het proces-verbaal van bevindingen chats [nummer 2] , opgemaakt op 25 februari 2022, p. 637.
28.Idem, p. 637.
29.Idem, p. 637.
30.Het proces-verbaal van bevindingen chats [nummer 2] en [nummer 3] chatten over MDMA, opgemaakt op 28 februari 2022, p. 652.
31.Idem, p. 653.
32.Idem, p. 653.
33.Idem, p. 655.
34.Idem, p. 654.
35.Het proces-verbaal van bevindingen chats [nummer 2] , opgemaakt op 25 februari 2022, p. 638.