ECLI:NL:RBDHA:2023:20030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 26 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 6 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Oostenrijk gedaan, dat door Oostenrijk is aanvaard. Eiser betoogt dat het claimverzoek te laat is verzonden, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat het verzoek binnen de geldende termijn is ingediend.
Eiser voert verder aan dat er niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, maar de rechtbank oordeelt dat Oostenrijk zich aan zijn verplichtingen houdt. Eiser kan klagen bij de Oostenrijkse autoriteiten als hij problemen ondervindt. Ook het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening wordt afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van onevenredige hardheid. De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.