ECLI:NL:RBDHA:2023:20040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.27718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag van een Syrische eiser met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Syrische eiser beoordeeld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 2002, heeft op 13 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is op 1 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 6 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de eiser al een asielstatus in Bulgarije heeft. De eiser betoogt dat hij in Bulgarije geen toegang heeft tot voorzieningen voor statushouders vanwege het ontbreken van een verblijfsdocument, wat leidt tot een onmenselijke situatie. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die de situatie van statushouders in Bulgarije beschrijven, maar oordeelt dat de situatie niet zo ernstig is dat het in strijd is met internationale verdragen.

De rechtbank wijst ook het beroep van de eiser op het beginsel van non-refoulement af, omdat de staatssecretaris mag aannemen dat de eiser nog steeds internationale bescherming geniet in Bulgarije. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. De eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en de uitspraak is openbaar gemaakt op 12 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Hij heeft op 13 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 1 september 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2023, samen met de zaak NL23.27719, op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaren?
4. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser al een asielstatus in Bulgarije heeft. [1]
4.1
Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn aanvraag niet niet-ontvankelijk had mogen verklaren. Eiser vindt dat in zijn geval ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan.
Geen voorzieningen/onmenselijke behandeling
4.1.1.
Eiser voert aan dat vanwege het ontbreken van een verblijfsdocument in Bulgarije hij geen aanspraak kan maken op de voorzieningen voor statushouders. Hij zal hierdoor geen huisvesting of zorg krijgen waardoor hij terecht zal komen in een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Eiser doet een beroep op het arrest Ibrahim [2] en verwijst naar het rapport Asylum Information Database "Country Report: Bulgaria 2022 Update" (AIDA-rapport 2022), waarin staat dat een statushouder in Bulgarije over een identiteitsdocument moet beschikken om een huurovereenkomst te kunnen sluiten, maar dat een persoon enkel een identiteitsdocument kan krijgen als hij een woonadres op kan geven waarbij het adres van de opvang niet opgegeven kan worden. [3] Met deze zogenoemde ‘catch 22’-situatie heeft de Bulgaarse overheid het onmogelijk gemaakt om toegang te krijgen tot huisvesting. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht waarin werd geoordeeld dat het aannemelijk is dat een statushouder in Bulgarije zonder identiteitsdocument niet aan huisvesting kan komen. [4] De staatssecretaris gaat ook ten onrechte voorbij aan de onmenselijke behandeling van eiser in Bulgarije. Eiser stelt daar te zijn mishandeld en gedetineerd en hij is met pushbacks geconfronteerd. Eiser verkeert in bewijsnood, maar heeft daar consistent en zeer aannemelijk over verklaard. Dat de ervaringen van eiser zich voordeden toen hij nog geen statushouder was, maar toen hij zich nog in de asielprocedure bevond, doet er niet aan af dat Bulgarije zich niet aan de internationale verdragen houdt.
4.1.2.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de situatie voor statushouders in Bulgarije weliswaar is verslechterd, maar dat de situatie niet zo ernstig is dat er sprake is van ‘verregaande materiële deprivatie’ zoals in het arrest Ibrahim. De rechtbank verwijst in dit verband naar een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [5] De rechtbank stelt voorop dat de catch-22-situatie ziet op personen die geen identiteitsdocument hebben en dat eiser daar wel over lijkt te beschikken. Eiser beschikt niet langer over een Bulgaars verblijfsdocument, maar draagt wel een Syrische identiteitskaart bij zich. De Afdeling overweegt in die uitspraak dat de Bulgaarse autoriteiten weliswaar nog steeds geen ondersteuning verlenen bij integratievoorzieningen aan statushouders en dat statushouders nog steeds het risico lopen om in een catch-22-situatie terecht te komen, maar dat zij niet structureel op grote schaal en voor langere periodes het reële risico lopen dat zij daadwerkelijk geen toegang hebben tot fundamentele behoeften zoals wonen, onderdak en eten. De situatie in Bulgarije waar er onzekerheid bestaat over een mogelijke catch-22-situatie en de gevolgen van het zero integration policy, haalt de drempel van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM niet. Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel het uitgangspunt is dat Bulgarije zich aan de Procedure-, Kwalificatie- en Opvangrichtlijn houdt en Bulgarije net als Nederland partij bij het EVRM is. Als eiser van mening is dat Bulgarije zich niet aan de hieruit voortvloeiende verplichtingen houdt, moet eiser dat aannemelijk maken. Eiser is hier niet in geslaagd.
4.1.3.
De staatssecretaris stelt terecht dat wat eiser stelt te hebben ervaren in Bulgarije niet door hem aannemelijk is gemaakt. De staatssecretaris stelt zich ook terecht op het standpunt dat, als de gestelde mishandeling al aannemelijk zou zijn, nergens uit blijkt dat eiser geen aangifte had kunnen doen of dat de Bulgaarse autoriteiten hem niet zouden willen helpen. De staatssecretaris heeft daarbij mogen betrekken dat eiser inmiddels statushouder is en op dezelfde rechten aanspraak kan maken als andere burgers in Bulgarije. Niet is gebleken of aannemelijk geworden dat dit voor eiser niet mogelijk was.
Non-refoulement
4.2.
Eiser voert aan dat het niet-ontvankelijk verklaren van zijn aanvraag in strijd is met het beginsel van non-refoulement. Hij beschikt niet meer over zijn verblijfsdocument. In Bulgarije bestaat er een intrekkingsgrond van de asielstatus voor statushouders die hun verblijfsdocument niet tijdig verlengen of vernieuwen. De intrekkingsgrond is in strijd met het EU-recht en internationale verdragen. Eiser verwijst hierbij naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Middelburg [6] en ’s-Hertogenbosch. [7] Ook uit het AIDA-rapport blijkt dat de intrekkingsgrond wordt toegepast en dat zowel Duitse als Nederlandse rechtbanken hiervan uitgaan. [8] In de Duitse uitspraken wordt overwogen dat in 2019 2608, in 2020 886 en in 2021 105 mensen de asielstatus hebben verloren en dat deze niet zijn herkregen. [9] De staatssecretaris heeft zijn besluit niet goed gemotiveerd omdat hij niet nader in is gegaan op de intrekkingsgrond die geldt in Bulgarije terwijl eiser hier wel naar verwees in de zienswijze.
4.2.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij ervan mag uitgaan dat eiser nog internationale bescherming geniet in Bulgarije. De rechtbank verwijst daarbij naar een recente uitspraak van de Afdeling. [10] In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het niet tijdig verlengen of vervangen van Bulgaarse verblijfsdocumenten niet automatisch leidt tot intrekking van de verleende internationale bescherming. Een statushouder met een verlopen of verloren verblijfsdocument die vertrekt naar Bulgarije, kan de geldigheidsduur van dat document verlengen of dat document vervangen, tenzij zijn internationale beschermingsstatus al is ingetrokken. Mocht er toch een intrekkingsprocedure worden gestart, dan kan de statushouder in die procedure te kennen geven het daarmee oneens te zijn. Nu uit het Eurodac-systeem volgt dat eiser internationale bescherming geniet, mag de staatssecretaris daar van uitgaan. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch waar eiser naar verwijst is na hoger beroep vernietigd. [11] Ook het beroep op strijd met het motiveringsbeginsel slaagt niet. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet waarom het AIDA-rapport en de daarmee samenhangende rechtspraak niet leidt tot de conclusie dat eiser niet langer internationale bescherming in Bulgarije geniet.

Conclusie en gevolgen

5. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In lijn met artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.HvJ EU 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219
3.AIDA-rapport Bulgarije 2022, p. 103.
4.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht 16 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2336, r.o. 10-11.
5.De Afdeling heeft dit ook overwogen in ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3966, r.o. 4.2.
6.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg 30 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7975.
7.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11129.
8.AIDA-rapport Bulgarije 2022, p. 106.
9.Verwaltungsgericht Düsseldorf, 12 L 1073/22.A, r.o. 35 en 38.
10.ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3967
11.Dit was in ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3968.