ECLI:NL:RBDHA:2023:20474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.37979
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduren van een maatregel van bewaring tegen een Tunesische vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 april 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 15 december 2023 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zorgvuldig de belangen heeft afgewogen en dat eiser onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen grond is voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting, wat een belangrijke voorwaarde is voor het opheffen van de maatregel.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37979

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 17 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 15 december 2023. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is een aanvang gemaakt met horen. Vervolgens is het onderzoek ter zitting geschorst, omdat de staatssecretaris verzocht om een nadere termijn. De behandeling van het beroep is hervat ter zitting van 15 december 2023 De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al driemaal eerder heeft getoetst. Uit de meeste recente uitspraak van 28 september 2023 (in de zaak NL23.28928) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 22 september 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser stelt dat voortduring van de maatregel vreemdelingenbewaring onrechtmatig is. Eiser stelt mee te werken aan zijn vertrek. Dit blijkt uit het verslag van het laatste vertrekgesprek en het afgeven van vingerafdrukken en maakt dat de staatssecretaris zou moeten overgaan tot oplegging van een lichter middel dan bewaring. Tevens voert eiser in dit opzicht aan dat de staatssecretaris ten onrechte in de belangenafweging niet de medische problematiek van eiser betrekt (en de daaruit voortvloeiende langdurige verblijven in de isoleercel). Niet evident is hoe de belangen van eiser zijn betrokken bij de kenbare belangenafweging van 4 december 2023. De stelling van de staatssecretaris dat derhalve niet met een lichter middel hoeft te worden volstaan is ondeugdelijk gemotiveerd.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij volledig meewerkt aan zijn vertrek. Van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Nu de rechtbank niet is gebleken van zelfstandige handelingen in dat kader – het afgeven van vingerafdrukken of het enkele verklaren van de intentie om mee te werken kwalificeren niet als dergelijke zelfstandige handelingen – oordeelt de rechtbank dat eiser zijn uitzetting belemmert. Het komt dan ook voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt en de staatssecretaris heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om een lichter middel dan bewaring op te leggen.
4.1.
Nu de staatssecretaris ter zitting heeft toegelicht dat de datum op de M120 de datum is dat de M120 gegenereerd is, dat de belangenafweging in de M120 is gemaakt ten tijde van het nemen van het verlengingsbesluit en nu de staatssecretaris wel degelijk de medische omstandigheden van eiser bij het voortduren van de maatregel betrekt, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zorgvuldig de belangen heeft afgewogen.
4.2.
De rechtbank stelt voorts vast dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris maandelijks vertrekgesprekken voert met eiser en dit driemaal heeft gedaan na het sluiten van het laatste onderzoek, laatstelijk op 27 november 2023. Uit de voortgangsrapportage volgt verder dat de staatssecretaris sinds het sluiten van het onderzoek tweemaal schriftelijk heeft gerappelleerd op de lp-aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee actief en voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser.
4.3.
De inbewaringstelling is in strijd met artikel 59, van de Vw 2000 en het Unierecht als zicht op uitzetting ontbreekt. Voor dat oordeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
De autoriteiten van Tunesië werken mee aan het verstrekken van reisdocumenten en ook vinden er nationaliteitsbevestigingen plaats. Op eiser rust bovendien de rechtsplicht Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer met zich mee dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen, zoals volgt uit de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210). De rechtbank constateert dat eiser die medewerking niet verleent. Nu de Tunesische autoriteiten voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten, is er geen grond voor het oordeel dat zij, indien de vreemdeling zijn medewerking verleent, geen lp op zijn naam willen verstrekken.
5. De rechtbank ziet ambtshalve ook voor het overige geen grond voor het
oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige
onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enige moment onrechtmatig
was.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.