2.1.Het beroep heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluitDe rechtbank beoordeelt het beroep tegen dat besluit, waarbij de afwijzing van de aanvraag van eisers in stand is gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de belangen van de Nederlandse Staat zwaarder wegen dan de belangen van eisers en referent. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Referent is geboren op [geboortedatum] 2001 en op 15 augustus 2020 is aan hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Hij wil zich graag herenigen met eisers. Referent en eisers hebben allen de Syrische nationaliteit en hebben tot 2012 in Syrië als gezin samengewoond. In dat jaar zijn zij als gevolg van het gewapend conflict in Syrië vertrokken naar Turkije. Eisers stellen dat de situatie in Turkije onhoudbaar was. Daarom is referent in oktober 2017 alleen doorgereisd naar Griekenland, met de bedoeling om door te reizen naar Nederland en zijn ouders later te laten overkomen. Zijn ouders zijn in Turkije achtergebleven omdat zij geen geld hadden om de reis te betalen. Eisers stellen dat referent in Griekenland maandenlang is vastgehouden op verschillende opvanglocaties voor vreemdelingen en dat de Griekse autoriteiten hem niet uit Griekenland lieten vertrekken. Pas in juni 2019, toen hij inmiddels 18 jaar was, lukte het hem naar Nederland door te reizen.
Referent wil herenigd worden met zijn ouders en heeft daartoe op 9 november 2020 een aanvraag ingediend die met het primaire besluit is afgewezen. De staatssecretaris heeft met het besluit van 4 februari 2022 het daartegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 10 juni 2022heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en het besluit van 4 februari 2022 vernietigd. Aan die uitspraak ligt ten grondslag dat de staatssecretaris de hoorplicht in bezwaar had geschonden. De uitspraak is inmiddels onherroepelijk.
5. De staatssecretaris heeft voorafgaand aan het bestreden besluit referent en zijn gemachtigde gehoord. In het bestreden besluit stelt de staatssecretaris zich samengevat op het standpunt dat voldaan is aan de voorwaarden voor het toepassen van het jongvolwassenen beleid en daarom wordt familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen referent en eisers aangenomen. De staatssecretaris heeft dat in de belangenafweging in het voordeel van eisers meegewogen. Ook weegt in het voordeel van eisers mee dat niet is gebleken dat eisers strafrechtelijke antecedenten hebben en dat er een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen. De staatssecretaris heeft de mate van binding met Syrië, Turkije en Nederland meegewogen. De gestelde problematiek met betrekking tot het levensonderhoud van eisers en hun gezondheid maken volgens de staatssecretaris niet dat aan het gezinsleven extra gewicht toekomt. De economische belangen van de Nederlandse staat zijn in het nadeel van eisers meegewogen, waarbij is meegewogen dat referent geen eigen middelen van bestaan heeft, dat eisers een beroep op de openbare kas zullen doen en gebruik zullen maken van publieke voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg. Verder heeft de staatssecretaris de aard en intensiteit van het gezinsleven meegewogen en daarbij betrokken dat referent in staat wordt geacht om zich zelfstandig staande te houden. De (economische) belangen van de staat wegen volgens de staatsecretaris zwaarder dan de belangen van eisers. De belangenafweging valt daarom in het nadeel uit van eisers en referent.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 13 juli 2022geoordeeld dat de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM altijd een belangenafweging moet verrichten, waarin alle relevante gegevens en belangen van het individuele geval kenbaar moeten worden afgewogen tegen het algemene belang van het van het economische welzijn van de Nederlandse staat. De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. Welke feiten en omstandigheden relevant zijn, hangt af van het concrete geval. Bij die beoordeling heeft de staatssecretaris een zekere beoordelingsruimte. De bestuursrechter toetst ook met enige terughoudendheid welk gewicht de staatssecretaris aan de feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft toegekend. Volgens de Afdeling moet de staatssecretaris alle relevante feiten kenbaar in onderlinge samenhang beoordelen.
Verder volgt uit rechtspraak van de Afdeling dat de staatssecretaris de feiten en omstandigheden op basis waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat aan het jongvolwassenenbeleid (paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire) is voldaan en dus sprake is van familie- of gezinsleven, in het voordeel van de betrokken vreemdeling(en) dient te betrekken bij de belangenafweging.Bij de vaststelling of beschermenswaardig familieleven tussen betrokkenen bestaat en de te verrichten belangenafweging zijn dezelfde feiten en omstandigheden van belang, waarmee zij elkaar beïnvloeden.
Mocht de staatssecretaris de mate van afhankelijkheid meewegen in de belangenafweging?
7. Eisers voeren allereerst aan dat de beschikking innerlijk tegenstrijdig is, vanwege strijd met de ratio van het jongvolwassenenbeleid. Eerst wordt bij het aannemen van familieleven in de zin van het eerste lid van artikel 8 EVRM bij een jongvolwassene zoals referent uitgegaan van afhankelijkheid van zijn ouders en een niet verbroken gezinsband. Vervolgens wordt bij de belangenafweging van artikel 8, tweede lid, van het EVRM gesteld dat referent zich zelfstandig kan handhaven in Nederland, er geen intensieve gezinsband is en het contact kan worden gehandhaafd zoals het nu is. Ook is deze redenering in strijd met de ratio van het jongvolwassenbeleid; hereniging van jongvolwassenen die weliswaar strikt
genomen qua biologische leeftijd op eigen voeten staan maar in de praktijk nog afhankelijk zijn van hun ouders.