In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt Eritrese nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 december 2023, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 werd opgelegd. Eiser betoogde dat de eerdere maatregel van bewaring onrechtmatig was en dat er geen strafrechtelijke aanleiding was voor zijn aanhouding. De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de eerdere maatregel van bewaring op een onjuiste grondslag berustte, maar dat verweerder tijdig een nieuwe maatregel had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen ernstige schending van het fundamentele recht van de vreemdeling was, omdat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan de onrechtmatigheid van de eerdere maatregel. Eiser had eerder een bevel terugkeer gekregen, maar had hieraan niet voldaan, wat het risico op onttrekking vergrootte. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring op juiste gronden was opgelegd en dat het beroep ongegrond was.
Daarnaast werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.