ECLI:NL:RBDHA:2023:21225
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning in het kader van het Dublin-systeem
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij Kroatië als verantwoordelijk land wordt aangemerkt. Eiser verzoekt om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is.
De rechtbank overweegt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat Kroatië niet voldoet aan de verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Eiser verwijst naar een brief van de Kroatische autoriteiten en naar prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie, maar de rechtbank stelt vast dat de hoogste bestuursrechter eerder heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is op Kroatië. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze eerdere uitspraken af te wijken.
Daarnaast wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak in het beroep. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaart.