ECLI:NL:RBDHA:2023:21446
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door niet-tijdige beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn asielaanvraag op 24 oktober 2022 ingediend, maar de Staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn beslist. Eiser heeft de rechtbank verzocht om het beroep gegrond te verklaren en de Staatssecretaris op te dragen alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting hebben aangevraagd en het onderzoek daarom zonder zitting is gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene een ingebrekestelling moet indienen voordat hij beroep kan instellen. Eiser heeft op 26 april 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze te vroeg is ingediend. Dit is het gevolg van de inwerkingtreding van het besluit WBV 2022/22, dat de beslistermijnen voor asielaanvragen heeft verlengd met negen maanden.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn in het geval van eiser is verlengd tot uiterlijk 24 januari 2024, waardoor de ingebrekestelling van 26 april 2023 niet voldoet aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 27 juni 2023.