Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser had zijn aanvraag op 25 mei 2022 ingediend, en volgens de geldende regels moest de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uiterlijk op 25 augustus 2023 beslissen. Aangezien de Staatssecretaris niet tijdig had beslist, heeft de eiser op 28 augustus 2023 een ingebrekestelling ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden.
De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag moet nemen. Indien dit niet gebeurt, moet de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 209,25, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak als van zeer licht gewicht gekwalificeerd, wat heeft geleid tot een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor betrokkenen om in beroep te gaan wanneer deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.