Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen
[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), uit [woonplaats], eisers
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank is van oordeel dat het college in dit geval onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het in redelijkheid van zijn terugvorderingsbevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
3. Eisers ontvingen in de periode van 4 mei 2020 tot en met 16 augustus 2020 een uitkering op grond van de Participatiewet. Eiser is op 17 augustus 2020 aan het werk gegaan en heeft dit aan het college doorgegeven. Het college heeft vervolgens de bijstandsuitkering van eisers beëindigd. Eisers hebben op 10 augustus 2020 in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) een zogeheten "schone lei" gekregen. De bewindvoerder van eisers heeft op 20 augustus 2020 het college in verband daarmee via email gevraagd het bedrag van de bijzondere bijstand vanaf 1 september 2020 te verlagen naar € 139,55 per maand. Het college heeft op 12 januari 2021 het recht op bijzondere bijstand over de periode van 17 augustus 2020 tot en met 31 december 2021 ingetrokken, op de grond dat eisers voldoende draagkracht uit inkomen hebben om de bewindvoerder in die periode zelf te betalen. Daarnaast heeft het college in het besluit van 29 januari 2021 van eisers een bedrag van € 809,29 teruggevorderd. Het college heeft dat besluit na heroverweging gehandhaafd.
4. Eisers zijn het niet eens met het college. De hele terugvorderingssituatie is volgens hen ontstaan door toedoen van het college. De bewindvoerder van eisers heeft het college op 10 augustus 2020 op de hoogte gesteld van de schone lei die zij in het kader van de WSNP hebben gekregen. Op 20 augustus 2020 heeft de bewindvoerder het college gevraagd om de bijzondere bijstand per 1 september 2020 te verlagen naar € 139,55 per maand, omdat eisers vanaf die datum vanwege de schone lei een lager tarief zijn verschuldigd. Eiser heeft het college via Whatsapp laten weten dat hij fulltime aan het werk is gegaan. Eisers en hun bewindvoerder hebben volgens hen daarmee aan de inlichtingenplicht voldaan. Het college heeft echter nooit op de berichten van de bewindvoerder gereageerd. Verder stellen eisers dat het terugvorderingsbedrag door nalaten van het college onnodig is opgelopen. Wanneer het college binnen een redelijke termijn op het bericht van de bewindvoerder had gereageerd, dan zou er nooit een terugvordering zijn ontstaan. Eisers en de bewindvoerder waren in de veronderstelling dat eisers recht hadden op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. Daarom heeft de bewindvoerder ook om verlaging van de bijzondere bijstand gevraagd. Zou het voor eisers duidelijk zijn geweest dat zij geen aanspraak meer hadden op bijzondere bijstand, dan zou dat verzoek niet zijn gedaan. De terugvordering berust op artikel 58, tweede lid, Pw en is een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat het college een belangenafweging had moeten maken. In het bestreden besluit geeft het college in een zin aan dat "het ontstaan van een nieuwe schuld niet wordt gezien als een dringende reden om van terugvordering af te zien." Dit is volgens eisers geen belangenafweging. Er is er meer aan de hand dan het ontstaan van een nieuwe schuld. Eiser heeft doorgegeven dat hij per 17 augustus 2020 een nieuwe baan heeft. De bewindvoerder heeft het college gevraagd om de bijzondere bijstand te verlagen. Eisers noch hun bewindvoerder wisten dat er geen recht meer was op bijzondere bijstand. Het college had hen daarop moeten wijzen. Dat is niet gebeurd.
5.1 Eiser is per 17 augustus 2020 aan het werk gegaan en het college heeft daarom de bijstandsuitkering van eisers terecht beëindigd. Eiser verdiende een salaris van gemiddeld € 1.950,- per maand. Dat was hoger dan de voor hen geldende bijstandsnorm van € 1.311,18 per maand. Het college heeft de bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering gewoon doorbetaald, terwijl eisers salaris hoger was dan 110 % van de voor hen geldende bijstandsnorm. Het college had het recht op bijzondere bijstand per 17 augustus 2020 in moeten trekken. Dat heeft het college niet gedaan. Hierdoor hebben eisers in de periode van 17 augustus 2020 tot en met 31 december 2020 bijzondere bijstand ontvangen terwijl zij daar geen aanspraak op hadden.
Conclusie en gevolgen6.Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb worden vernietigd. Het college zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het college zal alsnog moeten beoordelen of het handelen overeenkomstig de beleidsregel in dit geval onevenredige gevolgen heeft in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Daarbij zal het college dan alle omstandigheden van het geval moeten betrekken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;