In deze zaak heeft eiser, een Nigeriaanse nationaliteit hebbende vreemdeling, op 29 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit heeft eiser op 1 juli 2022 verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser op 24 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet 2000, is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet tijdig een besluit neemt op een asielaanvraag. De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag moet bekendmaken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50.