In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Belarussische nationaliteit, op 30 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft verweerder op 3 juni 2022 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Vervolgens heeft zij op 9 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken. Eiseres heeft rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder alsnog binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 418,50, die door verweerder moeten worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.