In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, op 11 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit heeft eiseres op 28 juli 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 15 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is overschreden. Eiseres heeft rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat het uitsluiten van bestuurlijke dwangsommen in asielzaken niet in strijd is met het Unierecht, maar dat het afschaffen van rechterlijke dwangsommen dat wel is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiseres bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.