ECLI:NL:RBDHA:2023:3639
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven in geval van huiselijk geweld
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven en een eiseres die een hogere uitkering wilde ontvangen na slachtoffer te zijn geworden van huiselijk geweld. De eiseres had eerder een uitkering van € 2.500,- toegekend gekregen op basis van letselcategorie 2, maar was van mening dat haar psychisch letsel ernstiger was dan door de verweerder werd aangenomen. Ze voerde aan dat ze in de periode van april 2013 tot 2015 stelselmatig was mishandeld en dat de gevolgen van het huiselijk geweld haar leven nog steeds negatief beïnvloeden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen aanleiding was om een hogere uitkering toe te kennen. De rechtbank benadrukte dat voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven aannemelijk moet zijn dat er opzettelijk een geweldsmisdrijf is gepleegd en dat de aanvraag voldoende objectief onderbouwd moet zijn. De eiseres had geen objectieve informatie overgelegd die haar claims ondersteunde, en de rechtbank oordeelde dat de door haar ervaren gevolgen van de omgangsregeling met haar ex-partner geen relevant gevolg waren van het huiselijk geweld.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissing van de verweerder om geen hogere uitkering toe te kennen, werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de eiseres de mogelijkheid had om in de toekomst een aanvullende aanvraag in te dienen als zij over nieuwe informatie beschikte die haar zaak zou kunnen onderbouwen. De uitspraak werd gedaan door rechter M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier R. Kroes, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.