ECLI:NL:RBDHA:2023:3639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22 1382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven in geval van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven en een eiseres die een hogere uitkering wilde ontvangen na slachtoffer te zijn geworden van huiselijk geweld. De eiseres had eerder een uitkering van € 2.500,- toegekend gekregen op basis van letselcategorie 2, maar was van mening dat haar psychisch letsel ernstiger was dan door de verweerder werd aangenomen. Ze voerde aan dat ze in de periode van april 2013 tot 2015 stelselmatig was mishandeld en dat de gevolgen van het huiselijk geweld haar leven nog steeds negatief beïnvloeden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen aanleiding was om een hogere uitkering toe te kennen. De rechtbank benadrukte dat voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven aannemelijk moet zijn dat er opzettelijk een geweldsmisdrijf is gepleegd en dat de aanvraag voldoende objectief onderbouwd moet zijn. De eiseres had geen objectieve informatie overgelegd die haar claims ondersteunde, en de rechtbank oordeelde dat de door haar ervaren gevolgen van de omgangsregeling met haar ex-partner geen relevant gevolg waren van het huiselijk geweld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissing van de verweerder om geen hogere uitkering toe te kennen, werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de eiseres de mogelijkheid had om in de toekomst een aanvullende aanvraag in te dienen als zij over nieuwe informatie beschikte die haar zaak zou kunnen onderbouwen. De uitspraak werd gedaan door rechter M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier R. Kroes, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. H.K.M. Timmermans).

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een uitkering van € 2.500,- toegekend.
Bij besluit van 18 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het beroep van de zoon van eiseres (zaaknummer SGR 22/5221), op 4 januari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. In elke zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft met het primaire besluit eiseres een uitkering toegekend op basis van letselcategorie 2 (€ 2.500,-), omdat aannemelijk is dat zij in de periode van april 2013 tot 2015 het slachtoffer was van stelselmatig huiselijk geweld. [1] Verweerder heeft in het bezwaar geen aanleiding gezien om eiseres een hogere uitkering (letselcategorie 3) toe te kennen.
Waarom is eiseres het niet eens met verweerder?
2. Eiseres betoogt dat zij in aanmerking komt voor een hogere uitkering, omdat haar psychisch letsel ernstiger is dan verweerder veronderstelt. Dit blijkt uit een behandelplan van I-Psy, dat bestaat uit ongeveer 20 behandelingen. Daarbij stelt eiseres dat het huiselijk geweld als ernstig is aan te merken nu zij in de betreffende periode ruim 50 tot 100 keer is mishandeld en vijf keer is bedreigd met een pistool. Verder betoogt eiseres dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met het leed wat de maatschappij haar tot op heden blijft toebrengen door haar te dwingen omgang tussen haar kind en haar ex-partner toe te staan. Haar ex-partner maakt hier misbruik van door pesterijen en oefent hierbij druk op haar uit.
Wat vindt verweerder in beroep?
3. Verweerder handhaaft het bestreden besluit in beroep, maar merkt daarbij op dat in het besluit ten onrechte de indruk is gewekt dat het aantal mishandelingen en de bedreigingen met een pistool, aannemelijk is geacht. Een objectieve onderbouwing hiervan onderbreekt namelijk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven een financiële tegemoetkoming is die gefinancierd wordt uit belastinggeld en een uiting is van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer. Verweerder dient deze uitkering te kunnen verantwoorden. De uitoefening van deze bevoegdheid toetst de rechter terughoudend. [2] Voor een uitkering moet aannemelijk zijn dat er opzettelijk een geweldsmisdrijf is gepleegd. Van belang is daarbij de inhoud van de aangifte en het strafrechtelijk onderzoek dat daarop volgt. De aanvraag wordt afgewezen wanneer de opgave van het slachtoffer onvoldoende is onderbouwd met objectieve aanwijzingen. Een eigen verklaring van het slachtoffer is onvoldoende voor het vaststellen van de aannemelijkheid, en moet worden ondersteund door objectieve informatie. [3]
5. De uitgangspunten voor de hoogte van de toe te kennen uitkering zijn opgenomen in de letsellijst. Volgens de letsellijst wordt bij stelselmatig huiselijk geweld een letselcategorie 2 toegekend als er over een langere periode sprake is van frequent fysiek geweld of bedreigingen met geweld. Een letselcategorie 3 wordt toegekend als de aard en gevolgen van het huiselijk geweld ernstiger zijn dan bij categorie 2. Hiervan is sprake bij bijvoorbeeld ernstig geweld, seksueel geweld, een zeer lange duur of hoge frequentie. [4] Hoewel bij het toepassen van de letsellijst medische informatie niet noodzakelijk is, kan bij het bepalen van de ernst van psychisch letsel een diagnose van een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is worden betrokken als dit wordt gevolgd door een behandeling van maximaal 16 sessies voor een letselcategorie 2 of een behandeling van 17 sessies of meer voor een letselcategorie 3. [5]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid kan stellen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een uitkering op basis van een hogere letselcategorie. Verweerder stelt allereerst terecht dat de door eiseres ervaren nadelige gevolgen van de omgangsregeling tussen haar kind en ex-partner geen direct gevolg is van het huiselijk geweld en dus geen relevante factor is voor het bepalen van welke letselcategorie van toepassing is. Daarnaast kan verweerder in redelijkheid stellen dat er ten tijde van het bestreden besluit geen aanleiding was om een hogere letselcategorie toe te kennen op basis van de ernst van het psychisch letsel van eiseres. Zo heeft eiseres geen informatie van I-Psy overgelegd waaruit de ernst van het letsel blijkt en ook is niet onderbouwd dat er een behandeling is gestart die bestaat uit 17 of meer sessies. Ook vindt verweerder het terecht relevant dat hoewel uit de processen-verbaal blijkt dat eiseres is mishandeld door haar ex-partner, hieruit niet blijkt dat zij 50 tot 100 keer is mishandeld of vijf keer is bedreigd met een pistool. Dit betekent dat verweerder in redelijkheid kan concluderen dat niet gebleken is van huiselijk geweld dat naar aard en gevolg ernstiger is dan een letselcategorie 2. Dat neemt niet weg dat, zoals verweerder in het verweerschrift heeft opgemerkt, eiseres de mogelijkheid heeft om een aanvullende aanvraag in te dienen, indien zij in de toekomst over informatie beschikt waaruit blijkt dat dit wel aannemelijk is. [6]
Wat is de conclusie?
7. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder hoeft eiseres geen hogere uitkering toe te kennen.
8. Verweerder hoeft eiseres ook geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (te raadplegen op www.schadefonds.nl).
2.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3740, r.o. 4.3), 21 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:568, r.o. 7) en 22 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2894, r.o. 7).
3.Zie paragraaf 1.1.2 van de Beleidsbundel van 1 augustus 2021.
4.Zie paragraaf 2A van de Letsellijst van 1 augustus 2021.
5.Zie paragraven 2A en 2B van de Letsellijst van 1 augustus 2021.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1009, r.o. 5.4).