In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Sierra Leoonse nationaliteit, op 9 januari 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is op 21 juni 2021 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 26 december 2021 gegrond is verklaard, waardoor het bestreden besluit is vernietigd. Vervolgens heeft eiser op 30 juni 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en op 28 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van zes maanden heeft beslist op de asielaanvraag. Na het verstrijken van deze termijn heeft eiser een ingebrekestelling ingediend, maar verweerder heeft nog steeds niet beslist. Hierdoor is het beroep op niet tijdig beslissen gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het belang van zowel verweerder om een zorgvuldige beslissing te nemen als het belang van eiser om snel duidelijkheid te krijgen. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.