ECLI:NL:RBDHA:2023:4836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
NL23.3698 en NL23.3699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de overdracht van Dublinclaimanten aan Bulgarije in het licht van mensenrechten en asielprocedures

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 maart 2023, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid nader onderzoek moet doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na hun overdracht aan Bulgarije. De eiser, die asiel heeft aangevraagd, is van mening dat hij bij terugkeer naar Bulgarije in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest kan komen te verkeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bulgarije een fundamentele systeemfout vertoont in de asielprocedure, met name door het toepassen van pushbacks, wat een ernstige schending van mensenrechten inhoudt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bevindingen van deze uitspraak. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat dit niet meer nodig is na de uitspraak. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 2.511,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.3698 (beroep)
NL23.3699 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker,

hierna: eiser,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. F. Gieskes).

Procesverloop

In het besluit van 6 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 3 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen O. Othman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het bestreden besluit
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] ; daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
De gronden van beroep
2. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Bulgarije niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Daarbij wijst hij erop dat Bulgarije zich schuldig maakt aan pushbacks van asielzoekers, en dat eiser in Bulgarije slecht is behandeld. Hij is gedetineerd en mishandeld, waarbij hij geen mogelijkheid had om te klagen bij de autoriteiten. In Bulgarije wordt eisers aanvraag als ingetrokken beschouwd, en het is onduidelijk wat zijn positie zal zijn bij terugkeer naar Bulgarije. Eiser wijst verder op prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 15 juni 2022 [3] ; op de aanhouding van twee bij de Afdeling [4] aanhangige hoger beroepen [5] ; en op uitspraken van verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank. [6] Eiser stelt zich daarom op het standpunt dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bij overdracht aan Bulgarije niet terecht zal komen in een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [7] en artikel 4 van het Handvest [8] .
Verder doet eiser in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening een beroep op zijn persoonlijke omstandigheden: eiser komt uit Syrisch gebied dat in februari 2023 door de aardbeving is getroffen. Hij heeft hulp en ondersteuning gevonden bij zijn familieleden in Nederland.
De beoordeling van de rechtbank
3. Het beroep is gegrond. De rechtbank is van oordeel dat verweerder nader onderzoek dient te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM.
3.1.
Voor de motivering van dat oordeel sluit de rechtbank aan bij de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 juli 2022 [9] en bij de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023 [10] . Kort gezegd is de rechtbank, net als in die uitspraken, van oordeel dat pushbacks een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van Bulgarije, die de bijzondere drempel van zwaarwegendheid heeft bereikt. In de door eiser ingebrachte landeninformatie en de ambtshalve bij de rechtbank bekende landeninformatie zijn aanknopingspunten dat die systeemfout ook relevant is voor Dublinclaimanten. Daaruit blijkt namelijk dat de pushbacks in Bulgarije niet incidenteel, maar al geruime tijd en op grote schaal plaatsvinden. Zo vermeldt het AIDA-rapport (update 2020) dat er zowel 498 indirecte pushbacks van 3.493 individuen, alsook 569 directe pushbacks van 11.770 personen hebben plaatsgevonden in 2020. Het AIDA-rapport (update 2021) vermeldt dat er in 2021 2.513 pushbackincidenten zijn geregistreerd, waarbij 44.988 personen zijn betrokken. De landeninformatie bevat aanknopingspunten dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Bulgarije bevinden. Daarnaast laten de twee meest recente AIDA-rapporten over Bulgarije een stijging zien in het aantal personen dat slachtoffer wordt van pushbacks. Van 11.770 personen in 2020 naar 44.988 personen in 2021. Gelet hierop en omdat Dublinclaimanten zich in de regel als asielzoekers vrij op het grondgebied van Bulgarije kunnen bewegen, had verweerder nader onderzoek moeten doen naar het risico dat eiser loopt om door Bulgarije te worden uitgezet zonder behandeling van zijn asielverzoek, dan wel tijdens de behandeling daarvan. Nu verweerder dat onderzoek tot op heden niet heeft gedaan, ziet de rechtbank geen reden om anders te oordelen dan in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 juli 2022 en de uitspraak van zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023.
4. Voor zover eiser andere gronden naar voren heeft gebracht, behoeven die geen verdere bespreking.
Conclusie van het beroep
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder dient daarom een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van zes weken.
Verzoek om een voorlopige voorziening
6. Omdat op het beroep is beslist, is het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Proceskostenveroordeling
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/voorzieningenrechter, in beide zaken:
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zaaknummers 202206043/1/V3 en 202205283/1/V3.
6.Zittingsplaats Amsterdam, uitspraak van 24 januari 2023, NL22.254431; zittingsplaats Utrecht, uitspraak van 27 januari 2023, NL22.2771, van 23 januari 2023, NL22.25873, en van 17 januari 2023, NL22.2570 en NL22.26054; zittingsplaats Roermond, uitspraak van 20 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:476, en van 18 januari 2023, NL22.24171; zittingsplaats Arnhem, uitspraak van 19 december 2022, NL22.24052; zittingsplaats Haarlem, uitspraak van 14 december 2022, NL22.23531.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,.