ECLI:NL:RBDHA:2023:5891

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
NL23.4352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit, nationaliteit en herkomst met betrekking tot Eritrese minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese jongere, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser stelde dat hij geboren was op 13 november 2006 en de Eritrese nationaliteit had, maar de staatssecretaris betwistte dit op basis van een registratie in Italië die aangaf dat hij meerderjarig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de door de eiser overgelegde documenten, waaronder een geboorteakte, niet authentiek waren en dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn minderjarigheid aan te tonen. De rechtbank volgde de redenering van de staatssecretaris dat de registratie in Italië zorgvuldig was en dat het aan de eiser was om aan te tonen dat deze registratie onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de asielmotieven van de eiser niet inhoudelijk konden worden beoordeeld zonder een geloofwaardige identiteit, nationaliteit en herkomst. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en werd de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag af te wijzen bevestigd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4352

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

ProcesverloopBij besluit van 10 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Hidad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen E. Jenneskens van Nidos.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op 13 november 2006 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Op 18 december 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. [1] Verweerder acht de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig. De door eiser gestelde minderjarige leeftijd is door verweerder gewijzigd naar een meerderjarige leeftijd, omdat eiser in Italië geregistreerd staat met de geboortedatum [geboortedag] 1999. Eiser heeft voorts de door hem gestelde leeftijd niet aannemelijk gemaakt met identificerende documenten. De door eiser overgelegde geboorteakte is door Bureau Documenten onderzocht en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt bevonden, wat niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Ook de overige door eiser overgelegde documenten – een foto van een identiteitskaart van de gestelde moeder van eiser en een kopie van een schoolrapport – leiden niet tot een andere conclusie, nu niet kan worden vastgesteld dat deze documenten betrekking hebben op eiser. De gestelde nationaliteit en herkomst is ook niet aannemelijk gemaakt, gelet op het ontbreken van documenten en de omstandigheid dat eiser geen kennis heeft van het bestaan van documenten die een rol spelen in het dagelijks leven in Eritrea. Daarbij komt dat op de telefoon van eiser een foto van een Soedanees paspoort is aangetroffen, waarover eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd. Omdat asielmotieven slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst, heeft verweerder het asielrelaas van eiser niet inhoudelijk beoordeeld.
3. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Leeftijd
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft vastgehouden aan de leeftijdsregistratie in Italië. Eiser heeft aannemelijke verklaringen afgelegd over de reden waarom in Italië een onjuiste, meerderjarige geboortedatum staat geregistreerd. Voor eiser is het, als minderjarige uit Eritrea, niet mogelijk om de onjuistheid van deze Italiaanse registratie aan te tonen met documenten. Eiser voert verder aan dat een leeftijdsschouw geen correct middel is om een oordeel te vormen over de leeftijd en dat deze schouw niet zonder meer ten grondslag kan worden gelegd aan het toekennen van een meerderjarige leeftijd aan eiser. Daarbij wijst eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 13 februari 2023. [2] Daarnaast voert eiser aan dat verweerder ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan de door hem overgelegde kopie van het identiteitsbewijs van zijn moeder en de geboorteakte. Eiser bestrijdt dat sprake is van een zorgvuldig documentenonderzoek ten aanzien van de geboorteakte.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder op basis van de uitgevoerde leeftijdsschouw de conclusie heeft getrokken dat eiser niet evident minderjarig of meerderjarig is. [3] Hoewel er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de wetenschappelijke onderbouwing van de schouw, acht de rechtbank dit punt in dit geval niet van doorslaggevend belang. De schouw is namelijk het startpunt geweest voor verder onderzoek. In het geval van eiser was geen sprake van een eenduidige conclusie en daarom heeft verweerder verder onderzoek gedaan. Dit heeft hij gedaan door, conform Werkinstructie 2018/19, onderzoek te doen naar de registratie in Italië, waaruit is gebleken dat eiser daar geregistreerd staat als meerderjarige.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] volgt dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, van uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum in een andere lidstaat zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de registratie daar niet juist is. [5] Uit diezelfde vaste rechtspraak van de Afdeling volgt voorts dat informatie uit één andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling meerderjarig is, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland meerderjarig te verklaren.
7. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de enkele, niet onderbouwde stellingen van eiser dat hij bij aankomst in Italië moe en verwond was en dat hem niet is gevraagd naar zijn leeftijd geen concrete aanknopingspunten vormen om de juistheid van de leeftijdsregistratie in Italië te weerleggen. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde documenten ook geen concrete aanknopingspunten vormen om de juistheid van registratie in Italië te weerleggen. Ten aanzien van de foto van de identiteitskaart heeft verweerder terecht overwogen dat niet is gebleken dat de vrouw van wie de identiteitskaart is, daadwerkelijk de moeder van eiser is. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat aan de door eiser overgelegde kopie van het schoolrapport niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan wenst te zien. Dit omdat het een kopie betreft waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze echt is.
8. Ten aanzien van de door eiser overgelegde geboorteakte heeft verweerder terecht tegengeworpen dat deze door Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is bevonden. Volgens vaste jurisprudentie is een advies van Bureau Documenten een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. [6] Verweerder heeft in dit geval in voldoende mate aan zijn vergewisplicht voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten concreet en inzichtelijk. Op basis van de bevindingen heeft Bureau Documenten kunnen concluderen dat de overgelegde geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. Bovendien heeft verweerder zich er blijkens een vergewisbrief van 13 juni 2022 van vergewist dat de verklaring van onderzoek inhoudelijk inzichtelijk is. De vergewisplicht strekt niet zover dat verweerder tot in detail inzichtelijk moet maken hoe Bureau Documenten tot zijn conclusie is gekomen. Daarom hoeft in de verklaring van onderzoek niet te worden opgenomen welk referentiemateriaal is gebruikt. Het gaat hier immers om vertrouwelijke informatie waarbij het verder inzichtelijk maken zou betekenen dat de details van het onderzoek openbaar moeten worden gemaakt waarmee vervalsers vervolgens hun voordeel kunnen doen.
9. Verder ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de conclusie dat eiser in bewijsnood verkeert. De rechtbank overweegt dat uit de stukken niet blijkt dat hij pogingen heeft ondernomen om, eventueel door tussenkomst van derden, documenten te verkrijgen waaruit zijn leeftijd blijkt.
10. Gelet op het voorgaande mocht verweerder uitgaan van de in Italië geregistreerde leeftijd en daarmee de meerderjarigheid van eiser.
Nationaliteit en herkomst
11.
Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte zijn herkomst en nationaliteit ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder miskent dat eiser zowel Tigrinya, Tigre en Arabisch spreekt. Dit zijn talen die in Eritrea worden gesproken. Ook heeft eiser juiste verklaringen afgelegd over zijn herkomstgebied. Deze omstandigheden tezamen met de door eiser overgelegde documenten zijn voldoende om zijn herkomst en nationaliteit aannemelijk te achten en zo niet, dan geven deze voldoende aanleiding voor het laten verrichten van een taalanalyse. Eiser wijst in dit kader onder meer op de samenwerkingsplicht van verweerder en de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2014. [7]
12. Verweerder heeft de door eiser gestelde nationaliteit en herkomst niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser heeft verklaard niet te weten van het bestaan van
(family) residence cardsdie een rol spelen in het dagelijks leven in Eritrea. Nu van een meerderjarige leeftijd mag worden uitgegaan, heeft verweerder kunnen overwegen dat van eiser mocht worden verwacht dat hij deze documenten kan overleggen. Ook heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser een met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt bevonden geboorteakte heeft overgelegd en hij in Italië onder een andere geboortedatum geregistreerd staat. Gelet hierop heeft verweerder de omstandigheden dat eiser talen spreekt die in Eritrea worden gesproken en juist heeft geantwoord op herkomstvragen onvoldoende kunnen achten om de nationaliteit en herkomst geloofwaardig te achten. Verweerder heeft bovendien daarbij terecht overwogen dat herkomstvragen van te voren kunnen worden voorbereid en dat de talen die eiser spreekt ook in buurlanden gangbaar zijn.
13. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om een taalanalyse uit te voeren. Het is aan eiser om zijn nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Hier is eiser niet in geslaagd. Een taalanalyse biedt in dit geval ook onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het resultaat ervan een wezenlijke bijdrage kan leveren aan het vaststellen van de herkomst en nationaliteit van eiser, nu de door eiser gesproken talen niet alleen in Eritrea worden gesproken.
Kennelijk ongegrond
14. Eiser voert aan dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond. Hij heeft geen informatie achtergehouden en er is geen sprake van misleiding. Gelet hierop is tevens ten onrechte een inreisverbod uitgevaardigd.
15. Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw geeft verweerder de bevoegdheid om een aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond, indien de vreemdeling hem heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden. Verweerder heeft terecht overwogen dat is gebleken dat eiser in Italië een andere geboortedatum heeft opgegeven dan in Nederland. Ook is gebleken uit onderzoek van Bureau Documenten dat de door eiser overgelegde geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat in eisers telefoon een foto van een Soedanees paspoort is aangetroffen en dat eiser hierover wisselende verklaringen heeft afgelegd. Gelet op die omstandigheden heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser hem heeft misleid omtrent zijn identiteit en nationaliteit en was verweerder bevoegd de aanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
16. Nu verweerder de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, heeft verweerder kunnen bepalen dat eiser op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Gelet hierop is op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw terecht een inreisverbod tegen eiser uitgevaardigd.
Terugkeerbesluit
17. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiser moet terugkeren naar Soedan of Ethiopië. Eiser heeft van geen van deze landen de nationaliteit en bovendien lopen etnisch Tigreeërs in Ethiopië een reëel risico op vervolging. Zonder nader onderzoek heeft verweerder geen terugkeerbesluit naar Ethiopië of Soedan mogen uitvaardigen.
18. Eiser wordt hierin niet gevolgd. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd, onder verwijzing naar Informatiebericht 2022/87, waarom hij aanneemt dat eiser banden heeft met zowel Soedan als Ethiopië. Daarbij heeft verweerder terecht erop gewezen dat eiser Tigrinya spreekt, wat ook in Ethiopië wordt gesproken, en in zijn telefoon een foto van een Soedanees paspoort is aangetroffen. Verder is de herkomst van eiser niet ten onrechte niet geloofwaardig bevonden, wat maakt dat verweerder terecht niet geloofwaardig heeft geacht dat eiser behoort tot de groep etnisch Tigreeërs. Gelet hierop is niet gebleken dat eiser behoort tot een risicogroep in Ethiopië.
Slotsom
19. Het beroep is ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie proces-verbaal van verhoor Afdeling Vreemdelingenpolitie, 18 december 2021, pagina 3.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Onder meer de uitspraken van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:653, en 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1165.
6.Onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:636.