ECLI:NL:RBDHA:2023:6516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, niet-ontvankelijkheid van het beroep en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser op 7 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 10 augustus 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 6 april 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft de rechtbank laten weten dat hij het beroep zal intrekken, mits de staatssecretaris bereid is de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft echter geen reactie van de staatssecretaris ontvangen en gaat er daarom van uit dat het beroep niet is ingetrokken. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft het beroep ingesteld omdat de staatssecretaris niet tijdig op zijn asielaanvraag heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat met de inwilliging van de asielaanvraag het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer ontvankelijk is. De Tijdelijke wet sluit uit dat bepaalde artikelen van de Awb van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen, waardoor er geen procesbelang meer is voor eiser.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast wordt er gekeken naar de proceskosten. De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22, waardoor de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6800
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 7 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 10 augustus 2022.
Bij besluit van 6 april 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft vervolgens de rechtbank bericht dat hij het beroep zal intrekken, indien verweerder bereid is om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft daarop geen reactie vernomen van verweerder. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het beroep niet is ingetrokken.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze
1. Algemene wet bestuursrecht.
aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
3. De Tijdelijke wet2 sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. De Afdeling3 heeft bij uitspraak van 30 november 20224 geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht. In zoverre ontbreekt ook het procesbelang.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Tot slot ziet de rechtbank zich nog voor de vraag gesteld of de door eiser gemaakte proceskosten moeten worden vergoed. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op grond van artikel 42 van de Vw5 voor de asielaanvraag van eiser op
10 februari 2023 zou eindigen, maar dat die door verweerder met de inwerkingtreding van de WBV 2022/226 is verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op
10 november 2023 zou eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 20237 geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie
zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 13 februari 2023 te vroeg is ingediend en dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ten onrechte is ingediend. Voor een proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van
N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
2 De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
3 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5 Vreemdelingenwet 2000.
6 Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
02 mei 2023

Documentcode: DSR26496236

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.