ECLI:NL:RBDHA:2023:6527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 februari 2023, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 28 april 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting, wat de langere duur van de maatregel voor zijn rekening en risico brengt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op 8 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12245

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: A. van Wijnen).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 28 april 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 maart 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [1] Daarom staat nu ter beoordeling of sinds 8 maart 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt, omdat onduidelijk is wanneer eiser kan worden gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten. Ook is onduidelijk of aan eiser op dat moment een LP [2] wordt verstrekt.
5. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. Dat er op dit moment geen presentatie is gepland, leidt niet tot een andere conclusie. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [3] volgt dat van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. [4] Nu uit het voortgangsrapport en de vertrekgesprekken blijkt dat eiser dat niet doet, dient de langere duur van de maatregel van bewaring en de lange duur voor een afspraak voor een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten dan ook voor rekening en risico van eiser te komen.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 8 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3544.
2.Laissez-passer.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Uitspraken van 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210 en 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85.